Milieuzorg kost geld daar is een ieder het over eens. Door het aanstellen van een extra milieuamb
tenaar worden voor dezelfde kosten meer uren milieuzorg gekocht dan via de MTS wordt verkregen.
MTS is prima voor die zaken die we op lokaal niveau niet aankunnen. In zijn algemeenheid geldt,
liever meer uren voor minder geld. Automatisering kan daar ook grote diensten bewijzen.
De heer VAN YPEREN wil alsnog van de verantwoordelijke wethouder vernemen wat er met het
ingezamelde KCA gebeurt. In het milieu-actieplan wordt de raad gevraagd mee aan te geven welke
zorg aan het milieu moet worden besteed. Intussen zijn op de begroting wel gelden opgenomen voor
de chemische onkruidbestrijding en voor de actie tankslag. Spreker vraagt daarom in hoeverre het
milieu-actieplan vrije keuzes inhoud. Kan de raad nog wel prioriteiten stellen?
Aan wethouder Zwijnenburg legt spreker de vraag voor op welke wijze de keuze wordt gemaakt,
tussen personen met een zelfde aantal punten, voor zelf bouwen of doorverwijzen naar de projectont
wikkelaar. Daarnaast wordt door hem teruggegrepen naar de Algemene Beschouwing 1991, bij welke
gelegenheid deze portefeuillehouder met verve zijn standpunt heeft verdedigd dat geen bezwaar kon
worden gemaakt tegen de verdeling van de woningbouwcontingenten door de RVC. Dit jaar is
daartegen wel bezwaar gemaakt; vanwaar die ommezwaai? Ten aanzien van de verbetering van de
verkeersveiligheid in de woonwijken moet een keuze gemaakt worden. Zo veel mogelijk doen met de
beschikbare ƒ.50.000, of zeer ingrijpende voorzieningen treffen per wijk. In dat laatste geval
verneemt spreker ook graag het programma van aanpak. Ten aanzien van de Pastoor Doensstraat en
de Zr. Boomaarsstraat heeft de portefeuillehouder de fractie Gemeentebelangen Bavel verkeerd
begrepen. Het college wil daar een woonomgeving van maken terwijl de fractie G.B.B. aangeeft dat
er een bepaalde verkeersstroom dient plaats te vinden tussen De Bunder en de dorpskern. Tot slot wil
spreker weten op welke post van de begroting de handborstelveegmachine verantwoord is.
De fracties zijn uitgenodigd hun standpunt over het functioneren van raadsleden in de verschillende
bestuurscommissies duidelijk te maken. De heer GEERTS vindt dat allereerst de raadsleden die
zitting hebben genomen in een van de bestuurscommissies hun ervaringen daarover moeten kunnen
uiten. Het college zet ook vraagtekens bij het in een vroegtijdig stadium betrekken van de commissie
bij plannen. In dat verband is het toch interessant nog eens terug te grijpen naar het collegeprogram
ma van de huidige coalitie waarin staat: "De raadscommissies worden door het college in een zo
vroeg mogelijk stadium bij de beleidsvoorbereiding betrokken, waarbij zo mogelijk meerdere
beleidsalternatieven gepresenteerd worden en indien mogelijk en noodzakelijk met de daarbij horende
financiële consequenties." Duidelijke taal zou je toch denken.
Uit het antwoord dat op korte termijn met de Onderwijs Begeleidings Dienst gesproken zal worden
over de bezuinigingen voor het jaar 1992/1993 wordt begrepen dat de bezuinigingen voor 1992 van
de baan zijn. Het wordt van belang geacht dat vooraf de mening daarover van de directiekring wordt
gepeild. Bij het bereiken van die groepen van de bevolking die voor basiseducatie in aanmerking
komen spelen sleutelfiguren een belangrijke rol. Van folders en publikaties mag niet te veel verwacht
worden.
Ten aanzien van de voorstellen welke door het overkoepelende orgaan, voor de diverse beheers
stichtingen, wordt voorbereid maant spreker tot enige voorzichtigheid. Het is de raad die de
uiteindelijke besluiten neemt; het mag geen voorgebakken friet worden. De in het vooruitzicht
gestelde nota's op welzijnsgebied laten wat lang op zich wachten. Collega Martens heeft zelfs
voorgesteld het dan maar voorlopig te doen met de concept-notities. Uiteraard wordt belang gehecht
aan een wetenschappelijk onderzoek door de KUB, maar wat is de visie van het college zelf. Welk
beleid wordt voorgestaan?
De heer MARTENS geeft aan dat er een inventarisatie ligt. Aan de hand daarvan moet het mogelijk
zijn in de commissie Welzijn te praten over het verder te ontwikkelen beleid.