raadsleden zitting nemen en is daarbij ook dankbaar dat zij daarvoor tijd beschikbaar stellen. Het is de combinatie tussen bepaalde bestuursfuncties en die van raadslid waar hij vraagtekens bij zet. Concreet: voorzitter bestuurscommissie en raadslid. Zonder daar nu een oordeel over te willen geven wil hij daarover toch nader van gedachten wisselen. De heer POSTHUMA merkt op dat de voorzitter in een bestuurscommissie in principe geen andere positie inneemt dan de overige leden van zo'n commissie. De bestuurscommissie is in zijn geheel verantwoordelijk voor al hetgeen de bestuurscommissie doet. Het verschil zit hem daarin dat de voorzitter namens de bestuurscommissie wel eens naar buiten treed wanneer dat nodig is en dat hij leiding geeft aan de vergaderingen van de commissie. Overigens worden de bestuursfuncties door de bestuurscommissies zelf verdeeld. Daar de vraag onder de kop openbaar onderwijs is gesteld, is het duidelijk dat zij betrekking heeft op de bestuurscommissie Openbaar Onderwijs. Hij vraagt daarom aan te geven of zijn opstelling of die van de heer Paulussen in die commissie anders is geweest dan in de raad. De heer WILLEMSEN wil onderzocht zien in hoeverre de verwevenheid van het raadslidmaatschap met functies in het dagelijks bestuur van een bestuurscommissie in zijn algemeenheid wenselijk moet worden geacht. Ten aanzien van het functioneren van zowel de heer Paulussen als de heer Posthuma heeft hij geen aanwijzingen dat er iets fout is gegaan. Om duidelijkheid te verkrijgen naar alle betrokkenen wil hij onderzocht zien wat de gevolgen van een verwevenheid van functies kunnen zijn. Met genoegen stelt de heer POSTHUMA vast dat zowel in zijn persoonlijk functioneren als in dat van de heer Paulussen geen aanleiding wordt gevonden voor nadere discussie. De discussie over het functioneren van welke commissie dan ook wordt door hem niet uit de weg gegaan. Ook de heer GARCIA, fractie Leefbaarheid Nieuw-Ginneken, heeft in tweede termijn nog een aantal opmerkingen. In de eerst plaats wordt door hem ingegaan op de bestuurskracht van de gemeente Nieuw-Ginneken. Het verwondert hem dat de oppositie die bestuurskracht gering vindt omdat in het rapport van professor Frissen, over de vorming van een groene gemeente, staat te lezen dat hij de bestuurskracht van Nieuw-Ginneken juist heel goed vindt. De vorming van een groene gemeente stuit met name in Baarle-Nassau nog op problemen. Spreker is geen voorstander van het houden van een referendum daarover in onze gemeente. De uitkomst van een referendum valt of staat bij de juiste formulering van de vragen. Een suggestieve vraagstelling moet vermeden worden. Wellicht dat de klankbordgroep daar enige invloed op kan uitoefenen, zonder te treden in de binnenlandse aangele genheden van die andere gemeente. Een eventuele benadering van Gilze en Molenschot wordt door hem toegejuicht. Met betrekking tot de herinrichting van sportpark De Roosberg merkt hij op dat hij graag het vierde voetbalveld behouden ziet. Wat de jumelage met Véline betreft vraagt hij zich af of dat niet te veel van het goede wordt. Uit het protocol met de gemeente Zakopane blijkt dat er nog een paar punten zijn die aan het particulier initiatief worden overgelaten en waar geen inhoud aan wordt gegeven. Met name de steun aan de gehandicapten en aan het kinderziekenhuis in Zakopane. In feite wordt alleen inhoud gegeven aan de sociaal culturele uitwisseling. De VOORZITTER antwoordt dat door het particulier initiatief veel tot stand is en wordt gebracht. In aanvullende en ondersteunende zin wordt door de gemeente ook een aardig steentje bijgedragen zonder dat dit zich laat vertalen in bijdragen in financiële of materiële zin. De opmerkingen van de heer GARCIA moeten gezien worden als een waarschuwing tot voorzich tigheid bij het eventueel sluiten van een protocol met Véline; Nieuw-Ginneken mag haar draagkracht daarbij niet overschrijden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 632