GEMEENTE NIEUW-GINNEKEN
xH
De Raad van de gemeente Nieuw-Ginneken
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 26 november 1991;
gelet op de aanbevelingen van het College voor Arbeidszaken (V.N.G.) d.d.
8 mei 1991 (0PZ/104538) en vervolgens 4 juli 1991 ARZ/106215
mede gelet op het advies van de Commissie voor Georganiseerd Overleg in de
gemeente Nieuw-Ginneken d.d. 11 november 1991;
BESLUIT:
vast te stellen de navolgende "Verordening betaald ouderschapsverlof".
Artikel 1
1. Belanghebbende is de medewerker die ten minste een jaar bij de gemeente
Nieuw-Ginneken in dienst is voor ten minste gemiddeld 16 uur per week en
die een aanstelling heeft krachtens het Algemeen Ambtenarenreglement.
2. Op de medewerker die ten minste een jaar bij de gemeente Nieuw-Ginneken
in dienst is voor ten minste gemiddeld 16 uur per week en met wie een
arbeidsovereenkomst is gesloten krachtens de Arbeidsovereenkomstenveror
dening danwel krachtens de Arbeidsovereenkomstenverordening voor perso
neel met een zodanige arbeidstijd dat het geen deelnemer kan zijn aan een
IZA-regelingis deze verordening van overeenkomstige toepassing.
Artikel 2
1. De belanghebbende die als ouder in een familierechtelijke betrekking
staat tot een kind, onderscheidenlijk de belanghebbende die blijkens ver
klaringen uit het bevolkingsregister op hetzelfde adres woont als een
kind, en duurzaam de verzorging en opvoeding van dat kind op zich heeft
genomen, heeft recht op ouderschapsverlof met gedeeltelijk behoud van be
zoldiging.
2. Het recht op verlof bestaat voor kinderen die zijn geboren op of na 1
januari 1989. Geen recht op verlof bestaat over tijdvakken gelegen na de
datum waarop het kind als leerling kan worden toegelaten tot de basis
school
3. Bij twee- of meerlingen bestaat slechts voor één kind aanspraak op ouder
schapsverlof.
Artikel 3
1Het ouderschapsverlof bedraagt een aaneengesloten periode van ten minste
een en ten hoogste zes maanden over ten hoogste de helft van de voor be
langhebbende geldende gemiddelde arbeidsduur per week met een minimum van
acht uur.
2. Indien het dienstbelang niet toelaat dat het ouderschapsverlof wordt ver
leend op de wijze zoals in lid 1 omschreven, wordt na overleg met de be
langhebbende een afwijkende regeling getroffen. Deze regeling leidt niet
tot een vermindering van het aantal uren ouderschapsverlof, waarop de be
langhebbende conform lid 1 aanspraak maakt.