Artikel 8 Uittreding
1Een gemeente kan uit de regeling treden door middel van een daartoe
strekkend besluit van de gemeenteraad en het college van burgemees
ter en wethouders.
2. Een tussentijds uitgetreden gemeente wordt, voor wat betreft de toe
passing van artikel 6, niet langer meer geacht een deelnemende ge
meente te zijn, met ingang van 1 januari daaraanvolgend.
3. Een uittredende gemeente is aan de gezamenlijke overige deelnemende
gemeenten een eenmalige bijdrage verschuldigd van drie maal het be
drag, dat wordt gevonden door het aantal inwoners van die gemeente
per 1 januari, voorafgaand aan het besluit tot uittreding, te verme
nigvuldigen met het laatst voor die gemeente vastgestelde bedrag per
inwoner, bedoeld in artikel 6.
4. De eenmalige uittredingsbijdragebedoeld in het derde lid, wordt
door de betreffende gemeente op eerste verzoek betaald aan de ge
meente Breda, die deze bijdrage mede ten behoeve van de overige
deelnemende gemeenten in ontvangst neemt
5. Het gemeentebestuur van Breda besluit, overeenkomstig het waarover
in te winnen advies van het portefeuillehoudersoverleg, ten aanzien
van de eenmalige uittredingsbijdrage om deze ófwel bij de eerstvol
gende gelegenheid in één keerófwel over meerdere werkjaren ge
spreid, te verrekenen bij de toepassing van artikel 6.
Artikel 9 Wijziging en opheffing
Een besluit tot wijziging of opheffing van de regeling wordt genomen
door de raden en de colleges van burgemeester en wethouders van alle
deelnemende gemeenten.
Artikel 10 Slotbepalingen
1. Deze regeling wordt geacht in werking te zijn getreden met ingang
van 1 maart 1991.
2. Deze regeling kan worden aangehaald als "Gemeenschappelijke regeling
subsidiëring Buro Halt 1991".
Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 10 december 1991.
De Raad van de gemeente Nieuw-Ginneken
Voorzitter.
Secretaris.
Welz/913776/WW