2. Het is de standplaatshouder verboden om:
a. de standplaats geheel of gedeeltelijk aan derden in huur of gebruik
af te staan;
b. in of op de standplaats enigerlei nering of bedrijf uit te oefenen of
te laten uitoefenen en/of goederen en/of afvalstoffen en dergelijke te
hebben of op te slaan, welke betrekking hebben op de uitoefening van
enigerlei nering of bedrijf;
c. in of op de standplaats voorwerpen of stoffen aanwezig te hebben, wel
ke door gasvorming, brand- of explosiegevaar, gewicht, lawaai, hinder
lijke geur of op enigerlei andere wijze hinder of gevaar veroorzaken
of kunnen veroorzaken.
3. Het is de standplaatshouder verboden om, zonder voorafgaande schriftelij
ke toestemming van burgemeester en wethouders:
a. de woonwagen op de standplaats te verplaatsen of te laten verplaatsen;
b. in of op de standplaats aan of bij te bouwen, af te breken of enige
andere verandering aan te brengen dan wel zulks te laten gebeuren;
c. het dak van het voorzieningengebouw te betreden of te laten betreden;
d. de bij de standplaats behorende erfafscheiding te verwijderen, te ver
plaatsen of anderszins te veranderen dan wel zulks te laten gebeuren;
e. in het voorzieningengebouw dieren te houden en/of gaten in de muren
daarvan te maken voor het in- en uitlaten van dieren danwel zulks te
laten gebeuren;
f. de aanwezige bestrating van de standplaats te verwijderen of anders
zins te veranderen danwel zulks te laten gebeuren.
4. Burgemeester en wethouders kunnen de in het derde lid bedoelde toestem
ming weigeren danwel daaraan voorschriften verbinden met het oog op het
belang of de belangen ter bescherming waarvan de toestemming is vereist
5. De ingevolge dit artikel gevorderde toestemming is niet vereist in geval
len waarin wordt gehandeld door, vanwege of in opdracht van het gemeente
bestuur van Nieuw-Ginneken
VERLATEN VAN DE STANDPLAATS
Artikel 4
1. De standplaatshouder die voornemens is om de standplaats te verlaten is
verplicht dit schriftelijk te melden bij burgemeester en wethouders. De
melding dient ten minste 30 dagen vóór de vertrekdatum plaats te vinden.
2. De standplaatshouder is verplicht om bij dienst vertrek de standplaats
zonder gebreken en behoorlijk schoongemaakt achter te laten en alle sleu
tels van kasten en deuren vóór het verlaten van de standplaats uitslui
tend aan de beheerder of diens gemachtigde en aan geen andere persoon ter
beschikking te stellen.
3. De standplaatshouder is tevens verplicht om bij diens vertrek ervoor te
zorgen dat, onverminderd het bepaalde in artikel 3, derde lid, de stand
plaats in de oorspronkelijke staat wordt achtergelaten. Burgemeester en
wethouders kunnen bepalen dat hiervan wordt afgeweken, onder schriftelij
ke mededeling aan de standplaatshouder.