Wethouder ZWIJNENBURG zegt het bedrag zelf ook hoog te vinden. In het college werd die
opmerking ook gemaakt. Hij heeft er geen enkele moeite mee om achteraf verantwoording voor
het eindbedrag af te leggen. Wel heeft hij moeite met het terugdringen naar twee ton, maar als de
raad zo beslist, dan zal hij het doen. Hij voorspelt echter reeds nu dat hij dan toch met een
overschrijding moet terugkomen bij de raad, want de prijs zoals die er nu ligt is echt heel scherp
bekeken.
De heer J. VAN GILS herinnert zich de aankondiging van de wethouder in de commissie ABAM
dat dit voorstel nog naar de raad zou komen en dat het ongeveer dit bedrag zou gaan kosten. Ook
toen waren er al mensen die bijna achterover vielen. Hij stelt vast dat het voorstel onvoldoende in
de functionele commissie besproken is.
De VOORZITTER merkt op dat er een reconstructie van de Dorpstraat/Molenstraat heeft plaats
gevonden die een veelvoud is van de kosten hier. Hij merkt tevens op dat daar behoorlijke financi
ële tegemoetkomingen in zijn ontvangen. Willen we die reconstructie toch in eenzelfde lijn en
geest doortrekken, dan is er toch een zekere ambtelijke know-how in dit huis om te weten wat dat
ongeveer kost. De wethouder heeft al enige malen betoogt dat wij daar ook naar gekeken hebben.
De voorzitter herhaalt zijn voorstel: geef ons de ruimte om tot aanbesteding over te gaan, precieze
prijzen te vragen en u daarover te informeren. Uw boodschap daarbij is: probeer zoveel mogelijk
te beperken en te besparen. Het college vraagt dan wel enige ruimte om dat werk te kunnen doen.
We hebben pas echt een pro-bleem als de aanbesteding nog hoger uitkomt dan dit bedrag, dan zal
daarover met de raad gesproken moeten worden. Het voorstel terugbrengen naar de functionele
commissie zou volgens de voorzitter niet tot een verdere bijstelling leiden.
Wethouder ZWIJNENBURG merkt daarbij op, dat terugverwijzing naar de commissie tot uitstel
leidt. Wij zullen dit gedeelte dan pas kunnen aanleggen als Breda al klaar is, omdat dan pas de
mensen van de Bieberg hun straat weer op een behoorlijke manier kunnen verlaten behalve dan
met de fiets. De Bieberg zou anders onbereikbaar zijn, ook voor ambulances en brandweer, en dat
is onverantwoord. Zou de raad nu tot uitstel besluiten, dan betekent dat heel concreet dat wij, als
Breda klaar is met de Ulvenhoutselaan, ons gedeelte van de Ulvenhoutselaan weer moeten
openbreken met alle gevolgen van dien, ook voor de middenstand in Ulvenhout, die toch al de
nodige redenen tot klagen heeft omdat drie jaar achtereen die Ulvenhoutselaan is opengegaan. De
wethouder acht dat niet verantwoord.
De heer J. VAN GILS wil graag weten wanneer de gemeente Breda het college gevraagd heeft om
aan te sluiten. Was dat vorige
week of de week daarvoor, want dan kan hij zich voorstellen dat het college vanavond nog
probeert 2,5 ton te krijgen om dat te realiseren. Was dat echter eerder, dan zou hij toch een betere
voorbereiding willen vragen. Hij wijst hierbij op het stukje Daesdonkseweg, waarbij Breda ons
ook heeft laten zitten.
De VOORZITTER wil trachten tot afronding te komen. Het slotwoord is aan de wethouder, die
zal trachten aan te geven wat werkbaar is naar de opvatting van het college.
Wethouder ZWIJNENBURG stelt dat de zaken tijdig door Breda zijn aangegeven, alleen de
volgorde van werkzaamheden is op een vrij laat tijdstip gekomen. Vandaar dat de berichten de
raad tussentijds via ABAM hebben bereikt. Hij wijst er op dat wij door uitstel niet Breda laten
zitten, maar onze middenstand in Ulvenhout, omdat die weer geconfronteerd wordt met een
afgesloten Ulvenhoutselaan.
De heer H. VAN GILS zegt dat met name dat laatste argument hem heeft doen besluiten met het
voorstel mee te gaan, onder de conditie zoals daarstraks verwoord, nl.: critisch kijken naar de
kosten en de raad daarover achteraf informeren.
13