5
In dit geval is het netto ten laste van de ge
meente blijvend bedrag op een aanzienlijker lager
bedrag te begroten. Deze situatie zal gunstig
blijken te zijn, indien na 10 jaar het openbaar
onderwijs gehuisvest zal blijven in de tijdelijke
voorziening, danwel deze voorziening op enig
andere wijze dienstbaar kan worden gemaakt aan
het onderwijs in het algemeen.
2.1.3 HET HUIDIGE HUURCONTRACT AFKOPEN MET GELIJKTIJDI
GE AANKOOP VAN THEE EXTRA GROEPSLOKALEN
Met deze variant wordt beoogd de huidige drie-
klassige school tegelijk met het moment van aan
koop van de uitbreiding van de twee extra groeps-
lokalen per 1 augustus 1992 in eigendom te ver
krijgen. Daartoe heeft NIMA/Verlaat een offerte
uitgebracht dat de gemeente voor een bedrag van
800.750,00 inclusief BTW het eigendom over het
gehele schoolgebouw zal verkrijgen. Het meteen
bij aanvang in eigendom verkrijgen van het
schoolgebouw verandert overigens niets aan de
rijksvergoeding en deze zal, indien het gebouw
gedurende 15 jaar blijvend zal worden ingezet
voor onderwijsdoeleinden, een bedrag van
1.328.514,00 opbrengen.
Omdat in dit geval geen huursom hoeft te worden
betaald, doch op andere wijze dekking gezocht zal
moeten worden, blijft ook in dit geval een netto
bedrag ten laste van de gemeente bestaan. Aange
zien het gemeentelijk netto aandeel in deze vari
ant aanzienlijk voordeliger is en ook de jaar
lijkse lasten beduidend gunstiger effect heeft
voor de begroting dan in het geval van variant 2,
gaat onze voorkeur uit naar variant 3. Voor een
gedetailleerd overzicht verwijzen wij u naar
bijlage 3.
2.1.4 NADELEN/ WELKE KLEVEN AAN DE VARIANTEN
- de genoemde bedragen, ook die bedoeld in de
bijlagen, moeten niet te exact te worden aange
merkt, aangezien deze wijzigen naargelang het
moment, dat contracten worden afgesloten. De
verschillen zullen naarmate de contracten later
worden afgesloten, een gunstiger effect voor de
gemeente kunnen krijgen.
- voor variant 1 en 2 vormen gedurende 10 jaar de
ten laste van de gemeente blijvende bedragen
een oplopende reeks, welke binnen de begroting
opgevangen moeten worden, terwijl in het geval
van variant 3 deze over 15 jaar een dalende
reeks te zien.