TOT OPDRACHT VAN DE BEVOEGDHEDEN WOONRUIMTEVERDELING EN
OVERHEVELING VAN DE WONINGZOEKENDENADMINISTRATIE.
De heer PAULUSSEN refereert aan het voorstel, waarin het college, alvorens een ontwerp-
convenant met een gedetailleerde regeling aan de raad voor te leggen, het verzoek doet om in
principe accoord te gaan met een omschreven samenwerking tus- sen de woningbouwvereniging
Sint Laurentius en de gemeente Nieuw-Ginneken. Hij vindt dat een zorgvuldig uitgangspunt, maar
heeft daar een paar opmerkingen bij. Het college gaat er van uit dat de beleidsbepaling, de
toewijzingsbevoegdheid, toewijzingsbeslissing en het toezicht op het gebied van de volkshuisves
ting bij de gemeente blijven. Dat is volledig cor-rect. Betekent dat echter tegelijkertijd dat de
woningbouwvereniging de voorraadadministratie dus niet onderbrengt in de centrale woonruimte
verdelingscommissie te Breda? De juiste naam weet hij niet. Komt die administratie daarin terecht,
of wordt die gescheiden gevoerd? Zo ja, wat is dan nog de bevoegdheid, de eindbeslissing, van
het college van B&W? Zijn derde vraag: hoe gaat dit functioneren bij een eventuele nieuwe
groene gemeente?
De heer GARCIA kan in principe instemmen met het overhevelen van de woningzoekendenadmi
nistratie naar de woningbouwvereniging Sint Laurentius. Zijns inziens past dat in de privatise
ringsgedachte om een gemeentelijke taak over te hevelen naar een instelling die daartoe goed
uitgerust is. Beleid en voor-waarden dienen echter door de gemeente te worden bepaald en er
dient ook controle te zijn op de uitvoering. Niet duidelijk is de paragraaf 'regionale binding'.
Daarover graag wat meer dui-delijkheid. Overigens ziet hij graag de overeenkomst van de
woningbouwvereniging met de gemeente tegemoet voor behandeling in commissie en raad.
De heer MARTENS stelt dat door zijn fractie tijdens de algemene beschouwingen al werd
geconstateerd dat de opgegeven reden, namelijk dat het te druk zou worden voor ambtenaren en
wethouders, weinig relevant was. Hij is daarom blij met dit voorstel; een behoorlijk stuk leeswerk
overigens. Hij licht er één element uit: terecht wordt geconstateerd dat de woningtoewijzing een
complementaire zaak is. Verder wordt geconstateerd dat, op basis van verslagen onder andere,
achteraf door een college getoetst wordt of alles inderdaad goed gebeurt. Zijn fractie is er echter
een voorstander van zijn in het convenant, waar zij het in principe mee eens zijn, op te nemen dat
pas tot woningtoewijzing wordt overgegaan na fiattering door het college. Het college zou beleids
inhoudelijk een vinger in de pap moeten houden. Wat betreft het woonwagenschap, het overheve
len van dat woonwagenkampje in Bavel naar de woningcorporatie, dit lijkt hem helemaal op de
weg te liggen van de normalisatie. Hij vraagt in dat kader waarom er van de 8 standplaatsen maar
3 bezet zijn.
De heer GEERTS begrijpt uit het voorstel dat de gemeente in de toekomst niet meer zelfstandig
woningen gaat toewijzen, doch alleen achteraf evalueert. De argumentatie daarvoor is tweeledig.
Enerzijds voert het college argumenten aan die te maken hebben met problemen op de woning
markt: er zijn te weinig wo- ningen toe te wijzen; er is veel vraag en dus is er veel druk op het
ambtelijk apparaat en op de bestuurders. Anderzijds verwijst het college naar bepaalde visies en
nieuwe inzichten met betrekking tot de verhouding gemeente - woningbouwvereniging. De essentie
lijkt hierbij dat het logisch is, gezien de mogelijke toekomstige ontwikkelingen, de eerdergenoem
de overdracht te realiseren. Wat betreft het eerste argument blijft hij van mening dat dit niet juist
is om op grond hiervan tot overdracht te komen. Helaas is er die grote druk, maar het ge
meentebestuur zou zich niet moeten verschansen achter een soort bastion, maar moet op dit terrein
aanspreekbaar blijven. Het tweede argument snijdt, naar zijn mening, meer hout, maar hier gaat
het vooral nog om nieuwe inzichten etc. De discussie over de precieze plaatsbepaling van
woningbouwverenigingen is nog niet afgerond. Hij voelt er veel voor om die discussie af te
wachten. Zijn fractie wil op dit moment nog niet overgaan tot een definitieve uitspraak tot
overdracht van deze bevoegdheden. Verder merkt hij op begrepen te hebben dat Laurentius wei
degelijk de taken zelf gaat uitvoeren. Dat heeft bij zijn fractie enige verwondering opgeroepen,
want Laurentius heeft zijn eigen taken in deze, in de gemeente Breda, juist overgeheveld naar een