De kosten worden thans over de gemeenten omgeslagen naar rato van
het aantal inwoners. Deze wijze van bekostiging kan op basis van
artikel 30 worden gehandhaafd.
De verwachte ontwikkelingen in het welstandswerk pleiten er voor
dit artikel zodanig te redigeren dat er ruimte is voor een andere
wijze van bekostiging. Verwacht wordt immers, dat de gemeenten in
de toekomst een gedifferentieerd pakket van werkzaamheden zullen
afnemen, waardoor behoefte zal ontstaan de thans geldende wijze
van bekostiging te veranderen. Het voorgestelde artikel 30 biedt
daartoe de mogelijkheid.
Artikelen 31 en 32.
Deze artikelen geven voorschriften omtrent de begroting en de
rekening. Zij zijn van procedurele aard. De inhoudelijke bepalin
gen, die voor de begroting en de rekening van de gemeente gelden,
zijn op grond van artikel 33 WGR van toepassing.
Artikel 39.
In beide gemeenschappelijke regelingen is bepaald, dat toetreding
van een gemeente niet eerder ingaat dan na verloop van een jaar na
toezending van haar besluit tot uittreding. De gevolgen voor de
uittredende gemeente worden eerst vastgesteld binnen één jaar na
de datum van ingang van de uittreding.
Het bezwaar tegen deze regeling is, dat eerst nadat de uittreding
een feit is de gevolgen voor de uittredende gemeente worden be
paald. Het gemeentebestuur kent bij uittreding dus niet de voor de
gemeente daaraan verbonden financiële en andere gevolgen. Boven
dien is de desbetreffende gemeente bij het regelen van die gevol
gen geen deelgenote meer van de gemeenschappelijke regeling, zodat
zij daarover in de vergadering van het algemeen bestuur haar stem
niet kan laten horen.
Aan deze bezwaren wordt in het voorgestelde artikel 39 tegemoet
gekomen. Ingevolge het tweede lid van dat artikel regelt het
algemeen bestuur binnen een jaar nadat bericht van uittreding is
ontvangen de gevolgen voor de uittredende gemeente. Op dat moment
is die gemeente nog deelgenote van de regeling en kan zij op haar
besluit nog terugkomen. Verder gaat de uittreding pas in op 1
januari van het jaar volgende op dat waarin door het algemeen
bestuur de gevolgen zijn vastgesteld.
Besluit tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling van
Welstandszorcr Oost-Brabant.
Ingevolge artikel 40 van de Gemeenschappelijke regeling voor Oost-
Brabant zal, nadat tot opheffing is besloten, door het algemeen
bestuur een liquidatieplan moeten worden vastgesteld. Artikel 38
van de regeling voor Welstandszorg West-Brabant bevat dezelfde
bepaling.
Deze bepaalt bovendien, in afwijking van de Oost-Brabantse rege
ling, dat het liquidatieplan goedkeuring van Gedeputeerde Staten
behoeft.