Wethouder ZWIJNENBURG gaat in op de aspecten van volkshuisvesting. Met de raad betreurt
het college dat het aantal te bouwen woningen niet kan worden opgetrokken. Pogingen daartoe
zijn binnen de RVC steeds stukgelopen. Ook andere gemeenten voeren tevergeefs argumenten aan
voor verhoging van de aantallen te bouwen woningen. Wel is men erin geslaagd verschuivingen
aan te brengen. Met de gevraagde aanpassingen van de overeenkomst kan hij instemmen. Het
college onderkent het effect van instroom van buitenaf als gevolg van de woningbouw in de vrije
sector. Niet alle daarbij vrijkomende woningen zullen doorverkocht worden aan eigen inwoners.
Er is onvoldoende draagvlak voor zo'n bepaling en het is bovendien de vraag of die wel
verstandig zou zijn. Een discussie over die vraag is mogelijk maar dan los van dit voorstel. De
aanval van de heer Van Yperen op het tekortschietend aantal te bouwen woningen in de sociale
sector wordt door de wethouder gepareerd met het antwoord dat de aantallen te bouwen woningen
per categorie zijn gelimiteerd. Door het sluiten van deze overeenkomst kan geen wijziging in de
contingenten worden aangebracht. Sinds zijn aantreden als wethouder heeft de raad de doelgroepen
aangewezen waarvoor gebouwd moet worden. Hij is van mening dat hij daaraan in belangrijke
mate voldoet. Als daarvan wordt afgeweken worden daarvoor gewichtige argumenten gehanteerd.
Vaak is de raad daarover geraadpleegd. Het college is van mening dat, met het sluiten van een
overeenkomst met Hoela Beheer, toch datgene kan worden bereikt wat door de raad als beleid is
geformuleerd. Met meer aandacht voor de jongeren kan de wethouder zich verenigen maar dat
mag niet leiden tot bestemmingsplannen die duidelijk afwijken van hetgeen in Nieuw-Ginneken
gebruikelijk is. Afwisseling in bouw tussen vrije sectorbouw, premiewoningen en woningwetwo
ningen. Naast de premiewoningen worden woningen in de vrije sector aangeboden die ook
bereikbaar zijn voor starters en doorstromers. Het simpele feit dat 80 jongeren de gemeente
verlaten toont nog niet aan dat de oorzaak daarvan is gelegen in het niet beschikbaar zijn van
woonruimte. Ook voor studie en werk zijn een aantal jongeren gedwongen de gemeente te
verlaten. Daarnaast komt de al eerder aangehaalde contingentering. Bovendien mag niet uit het
oog verloren worden dat het totaal aantal te bouwen woningen in de periode 1985 tot 2000, 1500
bedraagt. In de beginjaren van die planperiode zijn meer woningen gerealiseerd dan is toegestaan.
De rekening daarvan wordt nu gepresenteerd.
De heer J. VAN GILS is van mening dat een statisch overzicht van het aantal gebouwde woningen
en het aantal vertrokken jongeren, over de afgelopen jaren, overduidelijk een onderling verband
aantoont.
Wethouder ZWIJNENBURG wil graag aan die vraag voldoen maar dan wel over een grotere
periode en uitgebreid met de in die jaren beschikbare woningcontingenten.
De heer VAN YPEREN verwijt de wethouder dat hij te veel naar het verleden kijkt. Het is nu van
belang dat er woningen gebouwd worden voor jongeren in Ulvenhout, woningen die voor die
doelgroep haalbaar zijn. Met twee onder één kap woningen van ver boven de twee ton wordt niet
de groep starters bereikt.
Wethouder ZWIJNENBURG antwoordt daarop dat er in 1991 een aantal premie A woningen in
Ulvenhout is aangeboden, de categorie waarover wordt gesproken, waarbij hij moet vaststellen dat
het toch enige moeite heeft gekost die woningen verkocht te krijgen. Anderzijds mag vastgesteld
worden dat de woningen van rond de twee ton toch voor een belangrijk deel terecht zijn gekomen
bij de doelgroep. Tijdens zijn wethouderschap is meer dan 80% van de beschikbare contingenten
bij de betreffende doelgroep terecht gekomen. Met het bestemmingsplan Kraaijenberg wil hij die
lijn doortrekken.
De heer VAN GESTEL stelt zich te weer tegen de suggestie dat het C.D.A. zich niets aantrekt
van de woningbehoefte onder starters en doorstromers. Het is echter niet realistisch te veronder
stellen dat alle jongeren binnen de eigen gemeente gehuisvest kunnen worden. Het is een bekend
gegeven dat de woningbehoefte zich in een mensenleven wijzigt; iedereen zou daarom de
mogelijkheid moeten hebben twee keer van woning te veranderen. De woningcontingenten laten