Artikel 8
Vrij stellingen
De belasting wordt niet geheven voor honden:
1. die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij te
zamen met de moederhond worden gehouden;
2. die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden;
3. door ambtenaren van politie gehouden, uitsluitend be
stemd voor politiedoeleinden;
4. die in een hondenasiel verblijven, indien de eigenaar
van een dergelijke inrichting houder is van een vergun
ning als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de dierenbe
scherming;
5. die uitsluitend ten verkoop in voorraad worden gehouden
door een houder met een vergunning als bedoeld in arti
kel 2 van de Wet op de dierenbescherming.
Artikel 9
Machtiging tot overdracht van bevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer gemeenteamb
tenaren aanwijzen, die in hun plaats treden met betrekking
tot de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende
de heffing en de invordering van de belasting.
Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat voor de
verzending van aanslagbiljetten, ingevolge artikel 2,
eerste lid, van de Wet van 22 mei 1845 (Stb. 1926, 334) op
de invordering van 's rijks belastingen (hierna: Invorde-
ringswet) voor de gemeenteontvanger of de op grond van
artikel 127a van de gemeentewet (Stb. 1931, 89) aangewezen
functionaris, een andere gemeenteambtenaar in de plaats
treedt
Artikel 10
Nakoming van verplichtingen
De verplichtingen als bedoeld in de artikelen 47, 50 en 51
van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959,
301) gelden mede jegens de door burgemeester en wethouders
aangewezen ambtenaren der gemeentelijke belastingen.
Artikel 11
Vrijstelling invorderingsrente bij uitstel van betaling
Ingeval op de voet van artikel 2 5 van de Invorderingswet
1990 uitstel van betaling is verleend wordt geen invorde
ringsrente in rekening gebracht indien deze voor alle op
één aanslagbiljet vermelde aanslagen gerekend over de
volledige looptijd van het genoten uitstel in totaal een
bedrag van 50,niet te boven gaat.