De VOORZITTER schorst de vergadering voor een pauze van één uur, waarin de fracties zich
kunnen voorbereiden op de tweede termijn.
Na heropening van de vergadering stelt de VOORZITTER aan de orde de tweede termijn van de
Algemene Beschouwingen en verleent daarvoor het woord aan:
De heer WILLEMSEN spreekt als voorzitter van de C.D.A.-fractie.
Hij dankt het college voor de beantwoording, waarmee in algemene zin kan worden ingestemd. Er
resten hem nog enkele algemene opmerkingen waarna zijn fractieleden nog een enkele vraag
zullen stellen.
Hij stemt in met de conclusie dat de relatie burger - ambtenaar in Nieuw-Ginneken goed is te
noemen. Zijn fractie beraadt zich intern op verbetering in de relatie burger - politiek; daarin moet
meer duidelijkheid verschaft worden.
De opmerkingen van zijn fractie over de financiering van de O.B.D. hebben niet tot strekking de
diensten van dat instituut op te zeggen maar te zoeken naar andere vormen van financiering
waardoor de bijdrage van de gemeente wat kan worden teruggedrongen. Ook is het niet de
bedoeling de Bestuurscommissie Openbaar Onderwijs op te heffen. Wel is er een landelijke trend
waarbij die bestuurscommissies worden omgevormd in een schoolbestuur, bijvoorbeeld in een
stichtingsvorm.
De heer POSTHUMA gaat in op de voorkeur van het C.D.A. om het bestuur van het openbaar
onderwijs over te laten aan de ouders van de kinderen die daaraan deelnemen. Hij vraagt of
datzelfde voor het C.D.A. ook geldt ten aanzien van het bijzonder onderwijs. Met name ook ten
aanzien van de belangrijke rol van de ouders in dat geheel.
De heer WILLEMSEN antwoordt daarop dat de scholen voor bijzonder onderwijs in Nieuw-
Ginneken bestuurd worden door zelf gekozen stichtingen. Hij acht dat een goede vorm van
bestuur. Ook bij het bijzonder onderwijs is de mogelijkheid aanwezig om ouders op te nemen in
het bestuur.
De heer POSTHUMA wijst erop dat een stichtingsbestuur de vrijheid heeft zichzelf aan te vullen.
Hij vraagt zich ook af of de rol die de ouders krijgen bij het bijzonder onderwijs gelijk is aan die
bij het openbaar onderwijs.
De heer WILLEMSEN vraagt het college de landelijke ontwikkelingen op dit punt van nabij te
volgen.
Er is aandacht geschonken aan het overleg, dat enige tijd geleden heeft plaatsgevonden tussen de
vijf fractievoorzitters uit deze raad, om de onderlinge sfeer en de wijze van werken te verbeteren.
Een aantal wensen van de drie fracties, die niet vertegenwoordigd zijn in het college, heeft hij
besproken met de fracties die het college steunen en met de verantwoordelijke wethouders.
Daarbij is de afspraak gemaakt dat informatie aan de raadsleden voor alle raadsleden op hetzelfde
moment beschikbaar komt. Wanneer die informatieverstrekking onvoldoende wordt geacht dan
geldt dat voor ieder van ons. De coalitiepartners lopen in de tijd gemeten niet op de andere
partijen vooruit.
De voorgenomen jumelage met Vélines mag wat zijn fractie betreft best heroverwogen worden;
wat zijn de voordelen? Gesproken wordt over een verrijking in cultureel opzicht voor degenen die
aan een uitwisseling deelnemen. Graag bespreekt hij deze kwestie over enige tijd, aan de hand van
een verslag, in de functionele commissie.
In zijn inleiding op de beantwoording van deze Algemene Beschouwingen heeft de voorzitter
gezegd dat bij de heroverweging van uitgaven niet alleen bezuinigd moet worden op welzijn. Dat
is ook hetgeen de heer MARTENS zo aansprak in de periode voor de Kadernota 1993 en in de
notitie die de V.V.D.-fractie daarover heeft opgesteld. Wat hem in die notitie vooral aansprak
waren uitspraken als: kerntaken, privatisering en politieke moed. Hij heeft dat stuk daarom ook