Terug naar de actualiteit van deze Algemene Beschouwingen betekent een nader ingaan op en een
beschouwing over de kerntaken van de overheid. We hebben het dan in eerste instantie over
Bestuurlijke vernieuwing.
Uit de begrotingen van het grondbedrijf en de algemene dienst wordt duidelijk dat onze gemeente
onder financiële druk staat en van daaruit in toenemende mate maatschappelijke pressie onder
vindt. Duidelijk zijn de bezwaren tegen de collectieve lastendruk en de komende financieringspro
blemen, die zonder meer zullen nopen tot forse bezuinigingen. Dat gaat problemen geven tussen
de overheid en de burgers. Alle verzoeken kunnen niet meer worden gehonoreerd. De mentaliteit
van "dat vragen we wel aan de gemeente" zal omgebogen moeten worden in "wat kunnen we zelf
en in hoeverre wil/kan de gemeente ons eventueel hulp bieden."
Soms zijn in gesprekken met de burgers navolgende trefwoorden te signaleren: gebrek aan
vertrouwen, bureaucratisering, onvoldoende efficiënt en overbelasting. Problemen die
overigens verhullen dat diezelfde overheid en haar ambtenaren met veel inzet diensten
leveren en beleid formuleren die wel degelijk door de burgers geaccepteerd worden.
Tegelijkertijd vormen zij evenwel een illustratie van de vervreemding die gaandeweg optreedt
tussen overheid en burger. Als we niet oppassen gaat deze kloof steeds groter worden. Het
dichten ervan is evenzeer (naast de financiële perikelen) aanleiding voor een grondige
herijking van taak en plaats van onze gemeente in de nabije toekomst.
Bestuurlijke Vernieuwing kan grofweg in drie delen worden samengevat.
- de relatie met de burgers,
- de overheidstaak en
- de werkwijze van de overheid.
Wat betreft de relatie tussen overheid en burger is het duidelijk dat de burger voor
veel diensten afhankelijk is van de overheid. We zullen ons de kritische vraag moeten stellen in
hoeverre wij aan de burger duidelijk hebben gemaakt of maken wat wij wel en niet kunnen. Het
moet in de toekomst uit den boze zijn dat burgers tamelijk passief moeten aanhoren hoe hun
omgeving er uit gaat zien bij ingrijpende verbeteringsplannen. Teveel wordt een panklaar plan
gepresenteerd en opmerkingen "meegenomen" om vervolgens verder te gaan op de ingeslagen
weg.
Alom blijft de vraag naar de overheidstaak. Een vernieuwde overheid is toegerust voor de
opgaven van de jaren negentig. Naast de eerder genoemde financiële problemen betreft dat ook de
nadere overheidsinvulling bij de nieuwe Groene gemeente. Dat betekent uitgangspunten van
flexibel, effectief en efficiënt. Grondig zal moeten worden afgerekend met het beeld van een
overbelaste overheid, die in doelmatigheid tekortschiet. Naar nieuwe wegen moet worden gezocht.
Zoals
de privatisering van gemeentelijke activiteiten.
Moet de gemeente op een of andere manier blijvend participeren in beheerstichtingen en
bestuurscommissies? Waarom moet de gemeente bestuurder van het openbaar onderwijs blijven?
Zijn de ouders niet de eerst aangewezenen om de school van hun kinderen te besturen? Moet de
vrijwillige brandweer in al haar facetten onder de gemeentelijke vlag blijven? Moeten alle
openbaar groene voorzieningen door de gemeente worden onderhouden? In hoeverre passen bij het
bijzonder onderwijs districtskatechese en Onderwijsbegeleiding nog tot de kerntaken? Zomaar wat
voorbeelden, die in en na een openbaar debat ongetwijfeld tot een aanvaardbaar geheel zullen
kunnen leiden.