De VOORZITTER antwoordt dat ingekomen brieven worden doorgezonden naar de functionele
afdeling om vervolgens via het college doorgeleid te worden naar de raad. Soms kan dat enige tijd
duren, een ander moment niet. Voor elk stuk geldt dat de behandeling enige tijd vergt. Daarvoor
wordt begrip gevraagd.
De heer VAN DE PUT geeft aan dat de bedoelde brief betrekking had op de te houden Algemene
Beschouwingen, agendering voor de vergadering van 3 of 6 november moet mogelijk zijn
geweest.
Naar aanleiding van het stuk onder n. antwoordt wethouder VAN DER WESTERLAKEN dat het
stadsgewest Breda een overeenkomst wil sluiten met Afval sturing. Afvalsturing is lid van deze
coöperatie. Voorshands is het beter ontwikkelingen af te wachten omdat nog niets bekend is over
prijzen, voorwaarden enz..Het Stadsgewest zal daarover contact opnemen met Afvalsturing.
De heer VAN DE PUT vraagt of bekend is dat Afvalsturing de afnemer wordt van het oud papier
uit de gemeente Nieuw-Ginneken.
Wethouder VAN DER WESTERLAKEN zet uiteen dat geprobeerd wordt om stadsgewestelijk,
gezamenlijk, een en ander op te zetten rond de inzameling enz. van oud papier. Gezamenlijk staat
men sterker dan elke gemeente afzonderlijk.
Bij de ingekomen stukken ligt onder k. een afschrift van een brief van het college van Breda aan
Gedeputeerde Staten. De heer POSTHUMA merkt daarover op dat burgemeester en wethouders
van Breda zich daarin beroepen op ruimtenood en wijzen op de noodzaak van vergroting van het
draagvlak. Allemaal bekende zaken. Wat Breda daar ook signaleert is dat er geen mogelijkheden
zouden zijn geweest tot vergaande intergemeentelijke samenwerking of tot het vormen van een
regiobestuur. Hij vraagt daarom aan het college of het bekend is welke stappen Breda heeft
genomen om tot een goed functionerend regiobestuur te komen of tot verdergaande intergemeente
lijke samenwerking. En daarop aansluitend de vraag Is het bekend of Breda al verdere stappen
heeft ondernomen om de provincie Noord-Brabant opgeheven te krijgen?
De VOORZITTER antwoordt als volgt.
Het initiatief van de stad Breda heeft zich beperkt tot het initiatief rondom de rapporten Konijnen
belt, waaraan acht gemeenten hebben deelgenomen waaronder ook de gemeente Nieuw-Ginneken.
Op het moment dat bleek dat een tweetal gemeenten, Oosterhout en Etten-Leur, daar een aantal
bedenkingen bij had, is dat proces opgehouden. Dat heeft niet geleid tot nieuwe initiatieven of tot
pogingen van "de grote stad" om die situatie te reanimeren en om tot vervolginitiatieven te
komen. Dat is iets wat buitengewoon spijtig is. Hij hoopt zelf dat er op niet al te lange termijn
verdere pogingen gedaan worden om op die nieuwe bestuurlijke ontwikkelingen, die veel meer
uitgaan van initiatieven van onderop, en op basis van samenwerking tot een verdere aanpak te
komen. Geconstateerd wordt dat de stad Breda wel veel spreekt over uitbouw en verdergaande
ontwikkelingen op bestuurlijke samenwerking, maar daar verder helaas geen vorm en inhoud aan
geeft als het gaat om werkelijk afspraken te maken met de randgemeenten. Het college betreurt
dat omdat er op dit moment geweldige onderwerpen en vraagstukken liggen die om een gemeen
schappelijke aandacht en aanpak vragen en dat daarmee kostbare tijd verloren gaat. Het college
heeft het idee dat men wacht op de herindelingsoplossingen zoals die vanuit Den Bosch mogelijk
aangedragen gaan worden. Maar niettemin de tijd gaat verder, dus wat dat betreft heeft het college
van Breda na het rapport Konijnenbelt niets meer ontwikkeld. Daarom vindt hij ook dat ze in
Breda niet kunnen volstaan door te zeggen dat alles te lang duurt. Met name de grote stad kan in
deze een duidelijke aanjaagfunctie ontwikkelen.
Over initiatieven tot opheffing van de provincie Brabant het volgende. Met de regelmaat van de
klok wordt kennis genomen van opvattingen zoals bestuurders van de grote stad Breda die
verspreiden. Er zal natuurlijk erg veel gaan veranderen op het terrein van de bestuurlijke