Aangezien de heer POSTHUMA door de raad is benoemd in de bestuurscommissie Openbaar
Onderwijs heeft hij er behoefte aan de verhouding van die commissie met het bijzonder onderwijs
te verduidelijken. De bestuurscommissie heeft van meet af aan het beleid gevoerd geen uitspraken
te doen over het bijzonder onderwijs; noch over het bestuur daarvan noch over het uitvoerend
niveau daarvan. Dit voor de hand liggende uitgangspunt is ook altijd gehanteerd door de
initiatiefgroep openbaar onderwijs in Bavel. Dat is niet altijd even eenvoudig geweest. Bijvoor
beeld op informatieavonden waarop voortdurend de uitdaging lag om het verschil aan te geven
tussen de te stichten openbare basisschool en de bijzondere scholen. Op het moment dat daarop
wordt ingegaan houdt dat een waardeoordeel in over het bijzonder onderwijs. Er is daarom steeds
voor gewaakt dat niet te laten gebeuren. Tot zover het verleden. Vanuit de bestuurscommissie is
steeds gestreefd naar een goede relatie met het bijzonder onderwijs.
Voornoemd beleidsuitgangspunt is met succes gehanteerd totdat er op 11 februari 1993 een krant
door de brievenbus valt waar een hoogst ongelukkig artikel in staat. Wie het artikel goed leest zal
constateren dat daarin niet wordt gesproken over het bijzonder onderwijs in Bavel maar over 'n
bijzondere school. De pijn zit vooraf in de suggestie die wordt gelegd als zou directeur Goossens
dingen hebben gezegd over het katholiek onderwijs in Bavel; inclusief de suggestie dat hij dat ook
zo bedoeld zou hebben. In een gesprek met hem blijkt dat het laatste in geen geval zijn bedoeling
is geweest. Niettemin is het een betreurenswaardig artikel. Spreker heeft daarom, na overleg met
de heer Goossens en verscheidene leden van de bestuurscommissie, nog diezelfde dag gebeld met
de heer Akkermans en hem op de hoogte gesteld van dat standpunt. Hoe de bestuurscommissie en
de heer Goossens denken over een en ander is weergeven in enkele artikeltjes, waarheen raadslid
Van de Put ook verwijst. Die gedachten zijn uitgesproken bij gelegenheid van de heropening van
de school.
De bestuurscommissie had verwacht dat daarmee de zaak was afgedaan. Met verbazing nam
spreker daarom op 23 februari kennis van de telefonische mededeling, van een verslaggeefster van
De Stem, dat het bestuur van de Stichting Katholiek Onderwijs niet langer met de bestuurscom
missie wilde spreken. Bedoelde brief werd later die dag bezorgd. In het telefoongesprek werd
tevens aangekondigd dat er de volgende dag een artikel in De Stem zou staan naar aanleiding van
een interview met de heer Akkermans. Op de uitnodiging commentaar te leveren is spreker toen
niet ingegaan omdat het hem niet zinvol leek met het bijzonder schoolbestuur te communiceren via
de kolommen van De Stem. Er bestaat bij hem geen behoefte de zaak nog verder op te blazen. Hij
heeft een en ander omschreven als een storm in een glas water en dat werd ook zo in de krant
vermeld. Hoezeer hij zich kan voorstellen dat een aantal mensen zich gegriefd kan voelen door
uitlatingen in het eerste artikel, heeft spreker het gevoel dat de zaak daarna wel wat overtrokken
is. Toen hij het artikel in de krant van 24 februari las was hij extra blij niet gereageerd te hebben.
Met een zes kolommen brede kop werd aandacht gevraagd voor een conflict binnen onderwijskrin
gen in Bavel. De journaliste had de storm in een glas water aangewakkerd tot orkaankracht. Uit
de inhoud en de inmiddels ontvangen brief bleek dat men zich nog steeds gegriefd voelde;
inmiddels ook door de voorzitter van de bestuurscommissie. Het waarom daarvan ontgaat spreker.
De bestuurscommissie heeft, nadat het artikel was geplaatst, zo zorgvuldig mogelijk daarop gerea
geerd. Benadrukt wordt dat de bestuurscommissie bepaald niet gelukkig is met het bewuste artikel;
van de inhoud daarvan wordt afstand genomen. De heer POSTHUMA ziet geen andere mogelijk
heden tot herstel van de normale verhoudingen. Hij spreekt wel de bereidheid uit daaraan mee te
werken.
De heer VAN YPEREN vraagt een nadere verklaring van de heer Van de Put over diens
uitspraak: "Waar er twee kijven, hebben er twee schuld."
De heer VAN DE PUT antwoordt dat dit gezegde vaak gebruikt wordt in situaties waarin door
één partij iets wordt gezegd en waarop vervolgens door de andere partij overtrokken wordt
gereageerd. In die zin is ook in dit conflict sprake van een verstoord evenwicht.
Namens zijn fractie zegt de heer GEERTS geen behoefte te hebben aan welke kwalificerende
opmerking dan ook. Hij betreurt daarom dat opnieuw wordt gesproken over overtrokken reacties