15. RONDVRAAG
De heer VAN GESTEL maakt een opmerking over een onderwerp dat hij al eerder heeft aange
sneden, het ecologische bermbeheer. Hij heeft al eerder kenbaar gemaakt dat als distels, ridder-
züring en brandnetels op een bepaalde manier onderdrukt worden hij daar helemaal geen
problemen mee heeft. Het tijdstip dat die drie kruiden weer volop bloeien is weer aangebroken.
Bijvoorbeeld aan het Kerkepad in Bavel staat een veldje met brandnetels en bij het retentiebekken
staat ridderzüring. Als daarover op de dienst wordt gesproken kan daar helemaal niets van komen.
Maar als je dat praktisch aanlegt dan kun je b.v. ridderzüring heel simpel bestrijden. Dat kost
praktisch niets, geen geld en geen milieu vervuilende stoffen.
Als we dit jaar of volgend jaar niets aan de ridderzüring doen, dan krijgen we het zelfde beeld als
nu bij de Kouter. Daar staat de ridderzüring dik een meter hoog. Daar wordt door de buurtbewo
ners stenen en gras in gereden. Spreker vindt dat op een realistische manier naar bepaalde
gebieden in de gemeente gekeken moet worden. Zo heeft hij hele grote bezwaren als men bijvoor
beeld gaat kijken naar de geluidswal aan de Daesdonkseweg. Daar staat één hectare distels te
bloeien, dat kan zo niet.
Wethouder ZWIJNENBURG begint zijn beantwoording met het laatste. De geluidswal is niet in
onderhoud bij de gemeente dus dat wordt wat moeilijk. Over het bermbeheer zijn duidelijke
afspraken gemaakt. Er zou in een eerder stadium gemaaid worden dan in het verleden om te
voorkomen dat het onkruid zou gaan zaaien. Vorig week is daar intern over gesproken en daar zal
uitvoering aan gegeven worden. Maar het is altijd een probleem wanneer wel. Maai je te vroeg
dan betekent het dat je in september nog een keer terug moet en daar voorziet de begroting niet
in. Dus je moet op een zo laat mogelijk tijdstip maaien, maar net wel voordat het zaait.
De heer BASTIAANSSEN vraagt of bij het college bekend is dat ten behoeve van de ecologisch
begrenzing in Brabant een werkgroep is ingesteld die een concept-begrenzingsplan heeft opgesteld.
Dit plan circuleert bij de waterschappen en bij de N.C.B. voor een informatieronde. Uit dat
concept-plan blijkt dat in het gebied van de Chaamse Beek en in het bijzonder bij de Mark een
grondoppervlakte cultuurgrond aan de land- en tuinbouw wordt onttrokken ten behoeve van
natuurontwikkeling en natuurreservaat. Dat dit in verhouding tot de oppervlakte cultuurgrond een
van de zwaarste claims is in Noord-Brabant en dat hierdoor de toekomstperspectieven voor de
agrarisch sector in het buitengebied wegvallen. Dit veroorzaakt ontzettend veel onrust. Is het ook
bekend dat hierdoor het Markdal een geheel ander aanzien zal krijgen en in het bijzonder ten
westen van Ulvenhout waar een vijfentwintig hectare nieuw bos gepland is?
En is het ook bekend dat zo'n grote reep grote consequenties heeft voor de leefbaarheid van de
gemeenschap Galder/Strijbeek. Daar waar veel goede, gezonde en goed verkavelde bedrijven door
dit plan zullen moeten verdwijnen. De vraag is, heeft de gemeente hier ook inspraak in en wat is
uw reactie hierop?
De VOORZITTER antwoordt dat de heer Bastiaanssen nogal wat wezenlijke vragen stelt, die naar
zijn mening een schriftelijke beantwoording rechtvaardigen, zodat ook de andere fracties daar
kennis van kunnen nemen. Want hij stipt wel een probleem aan. Niet alleen als VOORZITTER
van het college maar ook als voorzitter van de landinrichtingscommissie heeft hij daar vragen
over. Al is het alleen maar de wijze waarop deze activiteiten plaatsvinden in relatie tot activiteiten
waar de landinrichtingscommissie de afgelopen drie jaar mee doende is. Daar moet op zijn minst
meer samenhang in aangebracht worden. In dat verband heeft het al zijn bestuurlijke aandacht. Hij
stelt daarom voor deze vraag schriftelijk te beantwoorden. Of het gebied verandert heeft ook te
maken of mensen wel of niet mee willen werken. Hij vindt in iedergeval dat ook de activiteiten
van de landinrichting in relatie gebracht moeten worden met wat hier aan de hand is.