De heer PAULUSSEN heeft begrip dat het ecologisch bermbeheer hier al over de tafel is gegaan.
Hij is het met het gevoerde beleid eens mits goed toegepast. Hij wil terugkomen op de plantsoe
nen die mede dankzij zijn aandringen voorzien zijn van bodembedekkers. Het doet hem zeer veel
genoegen omdat daarmee op den duur het onderhoud voor wel 100% geminimaliseerd wordt.
Maar ook daar is het een kwestie van deskundigheid. Hij ziet dat hier en daar te weinig bodembe
dekkers geplant zijn waardoor de sluiting te lang duurt en het onkruid zijn gang kan gaan. Hij
stelt voor om dat onkruid toch maar een keer per jaar te verwijderen en dan zijn we er binnen
twee jaar vanaf op een milieuvriendelijke wijze.
Wethouder ZWIJNENBURG neemt dat graag van hem aan. Hij moet dat ambtelijk nog even be
spreken hoe dat praktisch ingevuld gaat worden. Hij begrijpt dat gezegd wordt niet spuiten maar
gewoon eenmalig verwijderen en dan is het probleem opgelost.
De heer GEERTS merkt op dat de brief van de Gehandicapten organisatie nog een keer terug
komt in de commissie Welzijn. Voor zijn gevoel is dat in de commissie al uit en te na besproken.
Verder vraagt hij of wethouder Rops in staat is om in de volgende commissie Welzijn een korte
notitie te laten verschijnen waarin nu eens helder en duidelijk aangegeven wordt wat de beleid gaat
worden met betrekking tot huisvesting van asielzoekers met welke status dan ook. In het verleden
is in enkele commissies aandacht besteed aan de problematiek rond de huisvesting van de asielzoe
kers. Nu hoorde hij de wethouder spreken dat die van mening is dat deze mensen kunnen blijven
zitten. Hij vraagt om daar in de commissie Welzijn enige duidelijkheid over te verschaffen. Te
meer omdat het college besloten heeft om juist met betrekking tot die huisvesting drastische
maatregelen te nemen over het wel of niet verhuizen van een van de asielzoekers.
Niets meer aan de orde zijnde sluit de VOORZITTER de vergadering met het voorgeschreven
gebed.
ALDUS VASTGESTELD IN DE OPENBARE VERGADERING VAN 6 JULI 1993,
De Raad voornoemd,
voorzitter.
IZ/jhl/93-02535.RDN
8