Hoewel daar enkele kanttekeningen bij zijn geplaatst is wethouder VAN DER WESTERLAKEN
toch blij dat de raad kan instemmen met het voorgestelde voorbereidingsbesluit. Dit besluit is
nodig om de bouw van sociale woningen in 1993 veilig te stellen. Ook het college is van mening
dat voor de gestapelde bouw van seniorenwoningen aan het Hertespoor geen art. 19 procedure
gevolgd moet worden maar de normale bestemmingsplanprocedure. De wethouder bevestigt dat
alleen een art. 19 procedure gevolgd zal worden ten behoeve van de sociale woningbouw. Daarin
ligt tevens de reden besloten waarom de 4 percelen van particuliere grondeigenaren buiten
beschouwing zijn gelaten. Het ontwerp-bestemmingsplan zal in augustus worden voorgelegd aan
de P.P.C. om vervolgens in september ter inzage te worden gelegd. Dat is tevens het moment
waarop de problematiek rond deze 4 percelen behandeld kan worden; eerst in de commissie en
vervolgens in de raad.
Vanuit een oogpunt van volkshuisvesting wordt daarop door wethouder ZWIJNENBURG nog
aangevuld dat in de overeenkomst met Hofbouwmij alleen is aangegeven wat er met die gronden
kan gebeuren als die inderdaad door Hofbouwmij worden verworven. Als dat niet het geval is zal
het college zich verder moeten beraden op de exploitatie van dat gedeelte van het bestemmings
plan. De rechten die door de exploitant zijn verworven en de verplichtingen die aan hem zijn
opgelegd vloeien rechtstreeks voort uit het door de raad opgestelde volkshuisvestingsbeleid. Bij de
verdere behandeling van het bestemmingsplan zal bezien moeten worden in hoeverre de vier
particuliere grondeigenaren onder gelijke voorwaarden aan bod kunnen komen.
Samenvattend concludeert de VOORZITTER dat een voorbereidingsbesluit wordt genomen voor
het totale exploitatiegebied Kraaijenberg, met uitzondering van de 4 particuliere percelen aan de
Kraaijenbergsestraat. Vervolgens wordt ingezoomd op de sociale woningbouw binnen dat gebied.
De heer VAN YPEREN begrijpt niet waarom de vier particuliere percelen buiten het voorberei
dingsbesluit worden gelaten als reeds dit najaar de bestemmingsplanprocedure voor het hele gebied
in werking zal worden gezet. Een voorbereidingsbesluit heeft alleen tot doel toekomstig ongewens
te ontwikkelingen te voorkomen. Voor de tweede keer tijdens deze vergadering blijkt dat het
C.D.A. zich pas op het laatste moment beraad op gecompliceerde vraagstukken om vervolgens
uitstel van de besluitvorming te vragen.
Voor alle duidelijkheid merkt de heer VAN GESTEL op dat de toekomstige bestemming van de
bedoelde percelen op dit moment niet aan de orde is omdat zij buiten het voorbereidingsbesluit
vallen. Daarbij is door zijn fractie tevens aangegeven dat het gebruik van art. 19 procedures voor
het plan Kraaijenberg beperkt moet blijven voor sociale woningbouw in het komende jaar.
De heer VAN DE PUT vraagt of dat laatste kan worden vastgelegd in een tweede besluit.
Binnen enkele maanden wordt het bestemmingsplan Kraaijenberg behandeld en vastgesteld. Het
ontwerp ligt al in het agendadossier. De heer J. VAN GILS merkt daarbij op dat de Provincie
alleen met een gefaseerde uitvoering zal instemmen. Over de wijze waarop die fasering wordt
bereikt laat de Provincie zich niet uit. Als de vier particuliere percelen niet bij de bestemmings
planprocedure worden betrokken kan van een gefaseerde uitvoering geen sprake zijn omdat de
daarachter gelegen percelen, voor sociale woningbouw, dan niet ontsloten kunnen worden.
Spreker vraagt het college hoe men denkt dat dilemma op te lossen. De problematiek is nu bij de
exploitant weggelegd die er nooit in zal slagen deze percelen voor een voor hem redelijke prijs te
verwerven.
Wethouder VAN DER WESTERLAKEN antwoordt dat nu een voorbereidingsbesluit op tafel ligt
voor de eerste fase van het bestemmingsplan Kraaijenberg. Na 1996 komt fase twee aan de orde.
De strekking van het voorbereidingsbesluit voor die eerste fase ligt voldoende vastgelegd in de
notulen van deze vergadering.
7