De heer WILLEMSEN kan zich eveneens vinden in het voorstel van het college. Het is goed het eigen standpunt nog eens op een rijtje te zetten en daarmee bezwaar aan te tekenen tegen de plannen die de provincie met het grondgebied van Nieuw-Ginneken heeft. De opmerkingen van de heer H. van Gils worden door hem grotendeels onderschreven. Spreker blijft het betreuren dat er van de zijde van Breda zo weinig initiatief is uitgegaan richting buurgemeenten. Breda neemt een houding aan van iemand die op een troon is gezeten en de lakens uitdeelt waarbij de onderdanen, in dit geval de randgemeenten, slechts hebben te accepteren wat gedicteerd wordt. Het jongste herindelingsplan van gedeputeerde staten om Bavel en Ulvenhout in te delen bij Breda en de gemeenschap Galder - Strijbeek toe te voegen aan het Samenwerkingsverband Midden-Brabant wordt door hem gekenschetst als rampzalig. In Oost-Brabant liggen de acht zaligheden. In ons gebied zal, bij doorgaan van deze plannen, sprake zijn van de rampzaligheden. De heer POSTHUMA laat er geen misverstand over bestaan dat zijn fractie het voorstel van het college volledig ondersteunt. Met waardering heeft hij geluisterd naar hetgeen de heren Van Yperen en H. van Gils in dit verband nog eens op rij hebben gezet. Een herhaling van argumenten lijkt hem overbodig. De VOORZITTER dankt de raad voor de positieve reactie op het collegevoorstel. Er ligt een actuele vraag over het voorbereiden van bouwplannen in het gebied Ypelaar door de gemeente Breda. In dat verband heeft de voorzitter van het Breda's stadsbestuur hem mondeling in kennis gesteld van het feit dat men doende is plannen voor te bereiden en dat men daarover met Nieuw- Ginneken zou willen overleggen. Aansluitend daarop is vrijdag 7 oktober 1993 een brief daarover ontvangen waarin de vraag wordt gesteld daarover ambtelijk en bestuurlijk in overleg te willen treden. De voorlopige opstelling van het college is dat er in eerder stadium richting Breda de bereidheid is uitgesproken om middels een convenant tot een aanpak van het onbebouwd gebied rond Ypelaar te komen. Daarop is geantwoord dat men daaraan geen behoefte heeft gezien de ontwikkelingen van het regionaal adviescollege, de commissie Konijnenbelt, en aansluitend de werkzaamheden van de commissie voor de bestuurlijke herindeling. Nieuw-Ginneken zal nu een en ander ook in die context moeten plaatsen. Fraperend daarbij is dat de memorie van het stadsbe stuur relatief beperkt is omdat men zich aanvankelijk toch op het standpunt heeft gesteld eerst de resultaten van de gemeentelijke herindeling te willen afwachten. De opvattingen van het gemeente bestuur over de gemeentelijke herindeling zijn helder; vorming van een grote groene gemeente. Over onbebouwd gebied valt met Nieuw-Ginneken te spreken in relatie tot het ingenomen standpunt. Een antwoord op de hiervoor genoemde brief wordt door het college voorbereid en zal met de raad worden besproken. Het college geeft de voorkeur aan bestuurlijk overleg op basis van gelijkwaardigheid. Wethouder VAN DER WESTERLAKEN stelt vast dat er binnen de raad een uitgebreide eensgezindheid aanwezig is waar het de planologische visie van het college op het Basisplan Stadsregio Breda betreft. Een aantal elementen daarin wordt nog eens voor het voetlicht gebracht. Zo geeft de heer Van Yperen aan dat het ontwikkelen van een tuindorp bij Bavel ongewenst is. Een goed onderbouwde planologische visie daarvoor ontbreekt. De boodschap is uitbreiden waar de infrastructuur aanwezig is. De reactie van de heer H. van Gils is helder en gebaseerd op de in 1989 door de raad vastgestelde structuurschets voor Nieuw-Ginneken. Zijn verdere betoog geeft aanleiding de reactie van het college op de te ontwikkelen as Bavel - Dorst nader te nuanceren. Argumenten daarvoor zijn de effecten van de vuilstortplaats Bavel en het vliegveld Gilze-Rijen. Bovendien heeft het geplande tuindorp te weinig draagkracht voor eigen openbaar vervoer. De heer Van de Put ondersteunt de argumentatie dat uitbreiding primair gericht moet zijn op Ettense c.q. West-Brabantse as. Het is opmerkelijk dat Breda de landschappelijke waarden van een gebied als de Rith op een andere wijze inschat dan vergelijkbare gebieden in andere gemeenten. P.v.d.A. en C.D.A. steunen deze visie. Mede gelet op de reactie van andere randgemeenten is er voldoende aanleiding tot een verdere nuancering van het standpunt ten aanzien van de te ontwikkelen Bavelse en Dorstse as.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 503