De heer J. VAN GILS vraagt zich af of het initiatief tot dit laatste is uitgegaan van het college
zelf of is ingegeven door de gestelde vragen.
De heer VAN YPEREN gaat wat verder terug in de geschiedenis, met name naar de commissie
vergadering waarin hij heeft gevraagd niet met een art. 19 procedure van start te gaan maar met
een bestemmingsplan. Hij weet zich daarin gesteund door de opvatting van de provincie die zich
op het standpunt stelt dat bestemmingsplanprocedures zoveel mogelijk in hun geheel doorlopen
moeten worden en niet door daarop met art. 19 te anticiperen; alleen voor uitzonderingen. De
heer Van de Put heeft daarop voorgesteld daarvan alleen gebruik te maken om de sociale
woningbouw te redden. Spreker heeft zich daarbij aangesloten. In de raadsvergadering van 6 juli
is dat zo ook overgenomen. Met name de heer Van Gestel heeft toen nog gepleit het gebruik van
art. 19 procedures voor het plan Kraayenberg te beperken tot de sociale woningbouw in de
periode 1993/1994. Uit de notulen van die vergadering blijkt dat de portefeuillehouder dat
uitgangspunt onderschrijft. Wordt er gekeken naar de overeenkomst met Hoela Beheer dan blijkt
daaruit dat het college er voor zal zorgen dat er in 1993 gebouwd gaat worden. Daar wordt
gesproken over bouwen, zonder nadere aanduiding van vrije sector of wat dan ook. De afspraak
binnen de raad blijft dus beperkt tot het mogelijk maken van sociale woningbouw in 1993; dus
voor de bouw van premiewoningen en woningwetwoningen. Het verbaast hem daarom dat er dan
toch een art. 19 procedure wordt gepubliceerd voor de bouw van 38 vrije sector woningen. Zo
kan het besluit van de raad toch niet uitgelegd worden. Als het college om welke reden dan ook
wil afwijken van die afspraak, bijvoorbeeld omdat het zich daartoe verplicht voelt, dan behoort dat
aan de raad te worden voorgelegd. Van duidelijk gemaakte afspraken mag niet afgeweken worden.
Tot slot nog dit: er is antwoord gegeven op vraag 1, wethouder Zwijnenburg heeft vraagt 4
beantwoord, waar blijft het antwoord op de vragen 2 en 3.
De heer H. VAN GILS stelt voorop dat zijn fractie het bouwen in plan Kraayenberg niet wil
belemmeren. Voor de volledigheid wijst hij erop dat er in de overeenkomst aantallen en typen te
bouwen woningen zijn genoemd met daarbij de jaren waarin die gerealiseerd mogen/moeten
worden. Waar hij zich geweldig aan stoort is het feit dat wordt voorbij gegaan aan de autoriteit
van de gemeenteraad. Van met de raad gemaakte afspraken mag en kan niet worden afgeweken
zonder de raad daarover ook maar met één woord te informeren. Dat is onacceptabel. Wel
bouwen, maar met de procedure zoals die in deze raad door de wethouder wordt voorgeschoteld
kan hij zich absoluut niet verenigen.
De heer POSTHUMA brengt in herinnering dat hij bij de behandeling van het voorbereidingsbe-
sluit uitdrukkelijk heeft gevraagd de gestapelde seniorenwoningen uitdrukkelijk niet te bouwen met
toepassing van een art. 19 procedure. De wethouder zei daarop meer toe dan gevraagd was
namelijk dat de art. 19 procedure uitsluitend zou worden gebruikt voor het realiseren van sociale
woningbouw. Hij was zeer blij met die toezegging, er van uitgaande dat zulks ook zo zou
gebeuren. De wethouder probeert nu met heel veel woorden zo min mogelijk te zeggen. Doet
daarbij uit de doeken hoe het plan is ontvangen bij de P.P.C. wat er in de commissie V.R.O.M.
over is gezegd, en dat het ontwerp-bestemmingsplan in procedure is gegaan. Dat alles was reeds
bekend. Vervolgens doet hij voorkomen alsof de wethouder de man is die nu eens even de
mouwen op zal stropen om de bouw in de Kraayenberg op gang te brengen. Natuurlijk moet er
gebouwd worden en ligt er een overeenkomst die naar letter en geest uitgevoerd moet worden.
Wat er in de allereerste plaats moet gebeuren is dat het college handelt overeenkomstig hetgeen er
in de raad wordt besloten. Daaraan wordt voorbijgegaan en dat is ook voor de P.v.d.A. onaccep
tabel.
Wethouder VAN DER WESTERLAKEN haalt de overeenkomst met Hoela Beheer aan waarin
staat dat de gemeente er naar zal streven om te bouwen in het exploitatiegebied medio 1993. De
raad heeft die overeenkomst goedgekeurd en is daarvan dus op de hoogte. In juli 1993 was
vervolgens om diverse redenen het ontwerp-bestemmingsplan niet klaar en kon daarom niet ter
inzage worden gelegd. Omdat het voor de sociale woningbouw noodzakelijk was een planologisch
10