de art. 19 procedure. Voor de sociale woningbouw is daarop een uitzondering gemaakt. Niet
ontkend kan worden dat de procedure tot vaststelling van een bestemmingsplan al een flink stuk is
doorlopen. Gezien deze stand van zaken zou het hoffelijker, zelfs beter zijn geweest als wethouder
Van der Westerlaken zijn voornemen om ook voor de vrije sectorwoningen een artikel 19
procedure te volgen kenbaar had gemaakt aan de raad via de commissie V.R.O.M..
De VOORZITTER herhaalt dat het college nog uitgebreid op deze ingewikkelde materie zal
terugkomen middels een schriftelijke beantwoording van de vragen. Intussen raadt hij de leden van
de raad aan de notulen van 6 juli 1993 nog eens goed na te lezen dan zal blijken dat de discussie
zich vooral toespitste op de percelen van particuliere grondeigenaren.
Wethouder VAN DER WESTERLAKEN heeft daar nog weinig aan toe te voegen. Wel wordt
door hem gewezen op het gevaar van citaten uit de notulen. Een enkel zinnetje uit een hele
discussie kan een vertekend beeld oproepen. Het gebruik van de art. 19 procedure wordt
tegenwoordig veel nauwkeuriger gewogen dan voorheen. De provincie verleent daaraan geen
medewerking als er geen ontwerp-bestemmingsplan ter inzage ligt. Het ontwerp is met de
provincie besproken en de art. 19 procedure kan daaraan getoetst worden. Daarmee is een andere
situatie ontstaan. Desondanks geeft hij toe dat het beter was geweest als hij vooraf de raad of de
commissie had geïnformeerd over de te volgen procedure. Voor hem staat vast dat sprake is van
een duidelijk omslagpunt zodra het ontwerp-bestemmingsplan ter visie is gelegd en weet zich
daarin gesteund door de opvatting van de provincie
De VOORZITTER is van mening dat hiermee ruimschoots gelegenheid is geboden de schriftelijke
vragen te bediscussiëren. Er volgt nog een schriftelijke beantwoording door het college. Hij stelt
voor de discussie voort te zetten in de commissie V.R.O.M. en daarbij de vigerende planologische
procedure zeker niet onbesproken te laten.
De heer VAN YPEREN vraagt schorsing van de vergadering om zich te kunnen beraden op het
antwoord van wethouder Van der Westerlaken.
De VOORZITTER schorst de vergadering voor 5 minuten.
De VOORZITTER heropent de vergadering en verleent het woord aan de heer Geerts.
Met verwijzing naar artikel 20 van het Reglement van Orde wordt door de heer GEERTS een
motie ingediend namens de fracties van Partij van de Arbeid, Volkspartij voor Vrijheid en
Democratie en Gemeentebelangen Bavel. Deze motie luidt als volgt:
De raad van de gemeente Nieuw-Ginneken in vergadering bijeen d.d. 12 oktober 1993
spreekt uit dat,
1. met betrekking tot het toepassen van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening tot realisering van het bouwprogramma 1992-1993 zoals is vastgelegd in
het convenant aan het college mandaat gegeven wordt om deze procedure in
werking te stellen. Waarbij met betrekking tot de seniorenwoningen, en met name
de gestapelde bouw, het mandaat niet verleend wordt.
2. kennisgenomen hebbende van de toezegging en besluitvorming in de raad van 6
juli j.l. en kennisgenomen hebbende van de berichtgeving vanuit het college met
betrekking tot het meewerken van artikel 19 in relatie tot bouwplannen in de vrije
sector zegt de raad van Nieuw-Ginneken het vertrouwen op in het functioneren
van de wethouder ruimtelijke ordening.
en gaat over tot de orde van de vergadering.