De heer MARTENS: Mijnheer Geerts, ik vind het weinig interessant of het nou door de om
standigheden was ingegeven of wat dan ook. Er lag dus het gegeven dat de sector niet eerder tot
een beleidsnota kon overgaan, dat heb ik gezegd, dat was een gegeven. Op een gegeven moment
kwam die nota 'Gaandeweg 3', daar hebben we in de commissie over gesproken, en voor mij
althans was het op dat moment los van alles wat daar voor was geweest een eye-opener, in die zin
dat ik dacht we gaan niet opnieuw het wiel uitvinden, we kunnen dit mooi als handvat gebruiken
om verder te gaan, in overleg met degenen die deze nota hebben ontwikkeld. Dat is mijn hele
verhaal.
De heer VAN DE PUT: Mag ik daar ook nog even op reageren, mijnheer Geerts, want het komt
echt wel meer voor dan men zo naar buiten zegt, maar wij zijn het dikwijls met elkaar eens. Dat
was nou precies wat ik bedoelde toen ik het verwijt kreeg van mijn rechterbuurman. Wat ik
bedoelde te zeggen was, daar ligt natuurlijk die RSWO-notitie en vertaal nou het woord notitie
niet kleinerend, dat is gewoon een goede nota, daar gaat het niet om, maar ik zou het beschamend
vinden, dat heb ik ook in de commissie gezegd, dat een gemeentebestuur dat ding pakt en zegt dit
is dan mijn bijbel en er alleen maar een mooi kaftje omheen doet. Ik vind dat er een stukje beleid
moet blijken, enfin, we zijn het met elkaar eens.
De heer GEERTS: Ik constateer alleen maar dat mijnheer Martens opnieuw aangeeft van we gaan
nu met de opstellers van die nota verder praten, terwijl de wethouder, een partijgenoot, heel snel
nog minimaal zes, zeven, acht instanties op kan noemen die minimaal ook mee rond de tafel
moeten. Dat is een constatering, mijnheer Martens.
Jeugd- en jongerenbeleid. Hier betreft het dus een van die veel eerder toegezegde nota's die er dus
allemaal, het zijn er vier, heb ik nagekeken, na drie-eneenhalf jaar niet zijn. Ze zijn er allemaal
niet, niet eentje niet, allemaal niet. Jeugd- en jongerenbeleid is belangrijk en het piepbeleid, want
mooie woorden introduceren, het piepbeleid dat we tot nu toe voeren vind ik eigenlijk nog steeds
geen goede zaak. Structureel beleid blijft noodzaak.
Kinderopvang. Uitbreiding is een must, maar waar? U geeft aan, en de wethouder formuleert dat,
dat het college opteert voor uitbreiding in de Carrousel en gezien eerdere studies lijkt de ruimte
van de Speel-o-theek als eerste in aanmerking te komen. Ik vraag me hierbij wel af hoe de
wethouder de uit zijn eerdere goede contacten met de Speel-o-theek voortgekomen toezegging naar
die Speel-o-theek, dat ze niet zouden hoeven te verhuizen, hoe hij dat gaat vertalen, want ik denk
dat we daar een heel harde bottle-neck hebben en ik denk dat ik die niet op kan lossen.
De Stichting Sportzaken. Inderdaad, u zet er nu de vliegende galop in, echter op een dusdanig laat
tijdstip, dat we ons toch wel even afvragen of er nog wel sprake kan zijn van zorgvuldigheid.
Maar dat komt hier wel meer voor, het duurt allemaal nog wel eens lang en dan moeten we heel
snel beslissen. U stelt de vraag wie die snelheid heeft bepaald. Nou, naar onze mening toch vooral
het college. Ik ben wel blij met de in het openbaar uitgesproken dankzegging aan de beheerscom
missie, die is ook terecht.
Wet Voorziening Gehandicapten. Uw constatering dat er verschillende visies zijn op bijvoorbeeld
die regionale uitwerking, is juist en dat was ook wel duidelijk in de commissie. Daar werd in
houdelijk zeer goed gediscussieerd over dit specifieke onderwerp, een discussie die ook zeer
belangrijk is om te komen tot gezamenlijke inzichten. De bijdrage van de PvdA heeft belangrijke
uitgangspunten, zeker als het gaat over de gemeentelijke taak met betrekking tot de WVG. Ik kan
ook wel stellen dat ik me nu al verheug op de voortgezette discussie. Sociaal-culturele accom
modaties. De wethouder pleit voor een royaal gebouw in Bavel. Ons uitgangspunt blijft dat het
een gebouw moet zijn dat een diversiteit aan activiteiten naast elkaar kan huisvesten, maar zeker
in relatie tot bestaande voorzieningen in Bavel. Ik neem trouwens aan, wethouder, als u spreekt
over een royale voorziening, dat u er ook royaal geld voor over heeft.
Tot slot, u ging nadrukkelijk in op ons voorzetje met betrekking tot sportpark De Roosberg, alleen
u ziet het een beetje onjuist, om ons namelijk als spitsen te benoemen. Wij zien ons eerder als de
zwoegers en dragers op een middenveld, van waaruit een flitsende pass wordt verzonden. Het
college fungeert dan eerder als de spits en die faalt dan in deze. We merken verder op dat in een