uitsluitend zou zijn voor beleid en een planmatige aanpak, dat wens ik te betwijfelen. Ik denk dat we de afgelopen jaren het zo hebben gedaan dat toch die 50.000 die beschikbaar is goed besteed is. We hebben daar heel goed overleg over gevoerd in de commissie VROM. Ik denk dat u ook op een aantal punten heeft kunnen merken dat suggesties die van de kant van de raadsleden, de commissieleden kwamen, opgepakt zijn en uitgevoerd en ik zou het eigenlijk een verlies vinden als we nu echt jaren van te voren precies gaan vastleggen wat we doen. Ik denk dat dat niet goed werkt. Dan heeft u gevraagd wat er gebeurt met die 50.000,- als je ze niet opmaakt. Ik heb daar ook al iets over gezegd. We hebben er jaren bij, dan blijf je er onder. Dikwijls heb je het werk uitgevoerd, maar ligt de betaling dan net in het jaar daarna. Die kredieten zijn zeker niet verloren en ik heb u al aangegeven dat, als je het over een langere termijn ziet, en dan praat ik over de laatste drie jaar, dat je dan toch gemiddeld op die 50.000 komt. Twee jaar geleden is er bijna niets geboekt, dit jaar zitten we er overheen, maar dat zijn dus een aantal werkzaamheden van vorig jaar, en voor het begrotingsjaar waar we nu over praten hebben we iets meer dan 50.000,-- in te zetten. Ik zou geprobeerd hebben de raad te verleiden, als ik het in mijn aanteke ningen goed zie. Ik heb gezegd op een gegeven moment dat mensen in de verleiding moeten komen om meer van het openbaar vervoer gebruik te maken en dat heb ik gezegd in antwoord op een gestelde vraag. Voorlichting over het openbaar vervoer willen we zeker geven. U vraagt dan ook een bushalte te plaatsen op de Kraaijenberg. Dat lijkt me alleen maar zinvol als daar ook inderdaad een bus zou komen. Ik zit met het probleem, en we hebben dat al vaker aan de orde gehad, het aantal malen dat de bus hier komt, de halfuursdienst in Ulvenhout is niet omdat er zoveel mensen tussen Ulvenhout en Breda reizen, maar omdat we te maken hebben met een door gaande bus richting Chaam en Baarle-Nassau, en het probleem is nu, en daar hebben we ook in het kader van die vervoerregio over gesproken, dat je moet proberen die bus, het openbaar ver voer, concurrerend te maken met de auto. Zodra je met de bus hele lussen gaat maken door de dorpen, dan gaat dat allemaal veel te lang duren. Maar het probleem is er en daar zijn we het heel duidelijk over eens. Naarmate Ulvenhout toch een redelijk eenzijdige uitbreiding kent, komen de woningen toch ver van het opstappunt van het openbaar vervoer te liggen en we moeten proberen om daar een oplossing te vinden. Dan praat u over het fietshok aan de Dorpstraat. Wij hebben bij de Molenstraat, daar was de nodige ruimte, wat veilige fietsklemmen geplaatst. In overleg met de ondernemers willen we het aantal plaatsen waar je fietsen op een behoorlijke manier kunt stallen, een veilige manier kunt stallen, dus met die aparte sloten, nog uitbreiden. Dan is door de heer Van Gils van de VVD gevraagd wat gebeurt er allemaal, kunt u ons uitleggen hoe dat nou zit. Ik heb dat geprobeerd en dan ging het met name over het Bredase gebied, welk beleid zit daarachter. Dat is dan wat lastiger om uit te leggen dan dat het over de eigen gemeente gaat. Ik denk dat we het over het beleid op zich niet oneens zijn. U zegt ook als je dat openbaar vervoer wilt verbete ren en bevorderen, dan moet je niet beginnen met het autoverkeer te belemmeren, dan moet je zorgen dat dat openbaar vervoer beter wordt. Daar moet een evenwicht tussen zitten. Ik denk dat we het daar helemaal over eens zijn en wat je op dit moment in het Bredase ziet, en dat is dat er nogal wat belemmeringen aangebracht worden, belemmeringen voor de auto's, personenauto's met name, en dat de verbetering van het openbaar vervoer daar geen gelijke tred mee houdt, op dat punt zijn we het eens en dat zou zo moeten zijn. De heer VAN YPEREN: Nee, dat is een constatering dat het zo is, maar zo zou het niet moeten zijn. Wethouder ZWIJNENBURG: Nee, het zou zo moeten zijn zoals u aangaf, dat er evenwicht is tussen de verbetering van het openbaar vervoer en het aanbrengen van belemmeringen voor het autoverkeer. De heer VAN YPEREN: Maar uzelf bent voorstander van het terugdringen van de automobiliteit. U zegt daarvoor een aantal zaken gedaan te hebben, u verwijst dan ook naar Dorpsstraat- Molenstraat, maar u vergeet dan toch de actuele ontwikkeling, de praktische uitvoering, dat het openbaar vervoer geen gelijke tred houdt met het terugdringen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 666