8. VOORSTEL TOT VASTSTELLING VAN HET WELZIJNSPROGRAMMA 1994
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten zoals op de agenda is voorgesteld.
9. VOORSTEL IN TE STEMMEN MET DE BEGROTINGEN 1994 VAN HET STADSGE
WEST BREDA.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten zoals op de agenda is voorgesteld.
4. VOORSTEL TOT BEHANDELING VAN DE GEMEENTEBEGROTING 1994
De VOORZITTER: Op de eerste plaats het Gemeentelijk Grondbedrijf; 2. de Algemene Dienst.
Dan constateer ik dat de raad unaniem met de gemeentebegroting kan instemmen en is hij bij deze
vastgesteld. Daarbij zou ik in ieder geval dank willen uitspreken naar al onze ambtelijke
medewerkers die denk ik toch er in geslaagd zijn de werkzaamheden zo voor te bereiden dat het
voor het college mogelijk was om u een sluitende begroting aan te bieden, met ook denk ik een
beleidsbegroting, en het mogelijk heeft gemaakt dat u heeft kunnen beraadslagen op de wijze zoals
heeft plaatsgevonden.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt de gemeentebegroting vastgesteld.
10. SCHRIFTELIJKE VRAGEN
Er zijn geen schriftelijke vragen ontvangen.
11. MEDEDELINGEN
De VOORZITTER: U heeft een rapportage ontvangen van de club die de komplanproblematiek
voorbereidt. Wij hebben de afspraak gemaakt met de projectgroep om op korte termijn daar
verder over te spreken. Vervolgens stel ik dan voor een presentatie voor de hele gemeenteraad en
in de commissie ABAM wil ik dan het verdere proces uiteenzetten.
Dan wilde ik aan de orde stellen en u uitnodigen om op 15 november aanwezig te zijn bij de
bespreking die wij hebben met politie en O.M. rondom het jaarplan in Baarle-Nassau. Ik nodig
alle leden van ABAM uit, maar ook zeker andere leden van de raad. Het is van groot belang dat u
in de gelegenheid bent om met de teamchef, mensen van O.M. te discussiëren over datgene wat u
voor politiebeleid binnen uw gemeente relevant vindt en ik denk dat het goed is dat niet alleen de
burgemeester dat iedere keer alleen qua toon zet, uiteraard gevraagd door u.
12. RONDVRAAG EN SLUITING
De heer GEERTS: Ik heb een opmerking, een vraag. De oude Cato had in Rome de goede
gewoonte om aan het eind van zijn speech iedere keer hetzelfde te zeggen. Ik zal hem in dat
opzicht niet navolgen, maar ik herhaal toch datgene wat ik vorig jaar heb gezegd, ook weer aan
het eind namelijk, dat ik opnieuw vraag aan de voorzitter om, in relatie tot de doelstellingen die
zijn geformuleerd om de algemene beschouwingen terug te brengen tot één dag, om dat toch
nogmaals opnieuw te evalueren. Ik heb u dat vorig jaar gevraagd en ik ben opnieuw absoluut niet
gelukkig en ik betwijfel of de doelstelling, met name het nadrukkelijk betrekken van de bevolking
bij de algemene beschouwingen, gehaald wordt.
41