De heer BASTIAANSSEN komt tot de volgende motivatie. Gelezen het advies van de commissie
voor de Bezwaar- en Beroepschriften, waarin zij zegt: "Het geheel overziend merkt de commissie
op dat formeel de motivering die aan de bestreden beschikking ten grondslag is gelegd, niet geheel
voldoet aan het in het algemeen rechtsbewustzijn levend beginsel van behoorlijk bestuur." Een
beschikking moet gedragen kunnen worden door haar motivering. Verderop wordt wel gezegd:
"De motivering is ingehaald" - doordat partijen onderling van gedachten gewisseld hebben. Aan
de hand daarvan is het C.D.A. tot de conclusie gekomen dat de commissie moeite had om tot een
goed, met argumenten onderbouwd, advies te komen. Daarom is door deze fractie het advies
ingewonnen van een specifiek deskundige op het terrein van bestemmingsplannen buitengebied.
Deze deskundige is op basis van goede argumenten tot een geheel ander advies gekomen. Het
C.D.A. heeft daarom besloten het advies van de commissie voor de Bezwaar- en Beroepschriften
uitdrukkelijk niet over te nemen. Spreker tracht dit standpunt met argumenten te onderbouwen.
Het betreft een weigering van een aanlegvergunning voor een perceel landbouwgrond gelegen in
een agrarisch gebied met natuurwetenschappelijke waarden; voorzien van de aanduiding hydrologi
sche beschermingszone. Het bestemmingsplan zegt hierover dat, voor het graven van sloten of
greppels met een bodemdiepte van meer dan 50 cm. beneden maaiveld of het aanbrengen van
drainage, een aanlegvergunning nodig is. Ten tijde van het van kracht worden van het bestem
mingsplan was op dit perceel reeds een drainage aanwezig. Voor een bestaande zaak, die
omstreden of verboden wordt door een nieuw bestemmingsplan, geldt het overgangsrecht. Dit
houdt in dat normaal onderhoud en geheel of gedeeltelijke vernieuwing mogelijk blijven. Dus had
in het kader van het overgangsrecht vergunningverlening moeten plaatsvinden.
Een tweede argument wordt gevonden in het bestemmingsplan "Buitengebied", pag. 86. "Het
leggen van draineerbuizen wordt niet gezien als een werk dat geschiedt in het kader van normale
agrarische bedrijfsvoering. Het gaat hier duidelijk om een cultuurtechnisch werk." Daarbij wordt
opgemerkt dat 't bij vervanging, zoals hier aan de orde, duidelijk niet gaat om een cultuurtechni
sche verbetering maar om het instandhouden van een destijds aangebrachte cultuurtechnische
verbetering. In dit kader gezien is het wel een onderdeel van normale agrarische bedrijfsvoering
en blijkt achteraf zelfs geen vergunning nodig te zijn.
Als derde argument wordt door de commissie aangevoerd dat, door de drainage de gemiddelde
grondwaterstand zal dalen. Niet slechts in het perceel in kwestie maar ook, in het eveneens van de
hydrologische beschermingszone deel uitmakend, in het aan de noordkant aangrenzende perceel.
Dit perceel, eigendom van Natuurmonumenten, biedt doordat de grondlagen en het reliëf
ongestoord zijn, zeer goede mogelijkheden tot herstel van waardevolle natte graslandvegetatie.
Deze mogelijkheden worden door de grondwaterstanddaling, tengevolge van drainage, verlaagd.
Gezien het feit dat tussen de beide percelen een waterafvoerende sloot aanwezig is met een
bodemdiepte van 140 cm. beneden het maaiveld en gezien het feit dat de drainage gelegen is op
een diepte van 80 cm. oplopend tot een diepte van 120 cm., heeft het aanwezig zijn van deze
diepe scheidingssloot meer invloed op de grondwaterstand van het belendende perceel dan de
omstreden drainage. De invloed van de drainage op het belendende perceel is te verwaarlozen.
Als vierde argument wordt in de nota van toelichting door de commissie gesteld dat:"Ook de
effecten van de drainage op de beek, tengevolge van inundaties met voedselrijk beekwater voor de
benedenstrooms in de landgoederen aanwezige uiterst kwetsbare oevervegetaties (waarvan een hele
opsomming wordt genoemd), zeer schadelijk zijn voor de beekfauna en dat deze in de beslissing
van de commissie zijn meegewogen." Deze laatste regel had naar zijn mening als volgt moeten
luiden: "Deze effecten zijn in onze beslissing niet meegenomen." Want deze alinea is in deze zaak
niet relevant. De hydrologische beschermingszone heeft alleen betrekking op landbouwgronden,
ter bescherming van het vochtige karakter van deze gronden en zijn dus niet bedoeld ter
bescherming van de benedenstrooms gelegen Iandgoederenzone.
Vervolgens is de vraag aan de orde, wordt door de drainage onevenredige schade toegebracht aan
bestaande of aan potentiële natuurwaarden. Van een perceel landbouwgrond dat afwisselend wordt
gebruikt als bouwland en weiland, en dus regelmatig wordt omgeploegd, zijn de bestaande
natuurwaarden te verwaarlozen. Dus kan van een onevenredige schade door drainage hier geen
sprake zijn. Potentiële natuurwaarden zijn op het perceel wel aanwezig. Als mettertijd in het kader
van de ruilverkaveling Baarle-Nassau - Chaam deze percelen worden uitgeruild en in eigendom