De VOORZITTER gaat nog even in op hetgeen gebruikelijk is. Dat neemt niet weg dat de raad
altijd kan bepalen daarvan af te wijken. Het voorstel van orde in die zin is echter niet overgeno
men.
De heer J. VAN GILS heeft geprobeerd het betoog van de heer Bastiaanssen op te pikken en te
verwerken bij hetgeen hij al uit het agendadossier weet. Hij moet daarbij bekennen dat hij op dit
moment niet geheel kan overzien of alles wel helemaal goed is gegaan. Bij ingewikkelde zaken,
zoals hier aan de orde zijn, verdient het aanbeveling dat uitgebreide en gecompliceerde overwegin
gen als nu door het C.D.A. naar voren zijn gebracht vooraf op schrift worden ingebracht zodat zij
bij alle overwegingen kunnen worden betrokken. Hij doet daarom een voorstel van orde het
C.D.A. alsnog in de gelegenheid te stellen die overwegingen op schrift te stellen en de behande
ling van dit voorstel aan te houden tot de volgende raadsvergadering.
De heer POSTHUMA heeft goed naar de heer Bastiaanssen geluisterd en komt daarbij tot de
conclusie dat geen andere argumenten zijn aangevoerd dan in de commissie. Hij neemt aan dat
degene die de belangen van bezwaarmaker daar heeft behartigd met dezelfde argumenten is
gekomen. Uit de stukken weet hij zich een aantal daarvan te herinneren. Ook weet hij dat als een
deskundige iets beweert er altijd wel weer een andere deskundige opstaat die het tegendeel
beweert. Op een bepaald moment moet men toch kunnen zeggen dat een uiterst zorgvuldige
afweging heeft plaatsgevonden. Dat er een deskundig oordeel is geveld. Voor hem is er geen
aanleiding de behandeling uit te stellen.
De VOORZITTER vraagt of het voorstel van orde, de behandeling tot een volgende raadsvergade
ring te verdagen, wordt ondersteund.
De heer VAN DE PUT spreekt zich uit tegen dit voorstel.
Hierop wordt het voorstel van orde door de heer J. VAN GILS ingetrokken, hij had gehoopt een
zinnig voorstel te doen waar de hele raad zich in kon vinden. Dat blijkt niet zo te zijn.
Nu het ordevoorstel is ingetrokken gaat wethouder VAN DER WESTERLAKEN in op de gestelde
vragen en gemaakte opmerkingen. Hij is van mening dat de commissie voor de Bezwaar- en
Beroepschriften de zaak goed behandeld heeft, nog wel in twee instanties. Alle van belang zijnde
zaken zijn afgewogen. In deze is dat het vigerende bestemmingsplan waarbij dit gebied is
aangewezen als hydrologische beschermingszone, een gebied waar een aanlegvergunning nodig is.
Ook de gegevens waarover de N.C.B. in het begin niet beschikte zijn toegestuurd. In een later
stadium heeft de N.C.B. ook daarover haar licht laten schijnen en dat is meegenomen in de
Bezwaar- en Beroepscommissie. Die commissie stelt voor de bezwaren ongegrond te verklaren.
De wethouder is van mening dat de raad die behandeling niet hoeft over te doen. In het agenda
dossier liggen alle voors en tegens. Gememoreerd moet worden dat niet alleen de gemeentelijke
commissie haar licht over deze zaak heeft laten schijnen. Ook de Directie Landschap, Natuur en
Openluchtrecreatie, misschien iets minder duidelijk, maar de consulent van Natuur, Bos, Land
schap en Fauna is heel duidelijk in zijn advies de bezwaren ongegrond te verklaren; een instantie
die toch ressorteert onder het ministerie van Landbouw. Het college kan daar achter staan.
De heer VAN GESTEL, eveneens lid van de commissie voor de Bezwaar- en Beroepschriften,
wijst erop dat deze commissie alleen unaniem is op het punt dat de heer Van Ginneken een
aanlegvergunning had moeten aanvragen voor vervanging van de drainage op zijn perceel.
Daarnaast verschilden de meningen op verschillende onderdelen. Op grond van het feit dat op de
percelen een vergunningplicht rust voelt hij zich genoodzaakt voor het voorstel van het college te
stemmen.