Tegen het voorstel van het college spreken zich uit de leden Bastiaanssen, Martens en Willemsen,
de overige leden van de raad stemmen voor.
Voor de goede orde merkt de VOORZITTER op dat de rechtsgang nog de mogelijkheid biedt
beroep aan te tekenen bij de Raad van State.
5. VOORSTEL TOT HET AANGAAN VAN EEN CONVENANT MET DE CENTRALE
WATERSCHAPSLASTEN ADMINISTRATIE WESTELIJK NOORD-BRABANT
INZAKE SAMENWERKING TEN AANZIEN VAN BELASTINGHEFFING.
In de derde alinea van het voorstel is een omissie geslopen. Waar staat "belastingopbrengst" moet
gelezen worden "belastbare opbrengst".
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten zoals op de agenda is voorgesteld.
6. VOORSTEL MET BETREKKING TOT DE FINANCIËLE LIQUIDATIE VAN HET
WOONWAGENSCHAP BREDA.
De heer MARTENS is van mening dat het Woonwagenschap met de totstandkoming van dit
voorstel nu niet bepaald de schoonheidsprijs verdient. De gemeenten worden voor een voldongen
feit gesteld. Men is lid van het Woonwagenschap en zal dus moeten betalen. Dit voorstel goed
lezend komt hij tot de conclusie dat gevraagd wordt ja te zeggen tegen iets waarvan de consequen
ties niet te overzien zijn. Met name onder b. komt ter sprake een integraal bodemsaneringsrapport
van 1983 waarin wordt voorgesteld een aantal beheersmaatregelen te treffen. Daar wordt tevens
bij vermeld dat geprobeerd zal worden een kostendekkende bijdrage van het rijk te verkrijgen. Er
moet maar worden afgewacht of die bijdrage verleend zal worden. Als adder onder het gras wordt
in de volgende alinea de verplichtende aanspreekbaarheid van het Woonwagenschap neergelegd
voor de bodemverontreiniging, welke aantoonbaar aan de exploitatie van het Regionaal Woonwa
genschap kan worden toegeschreven. Zeggen dat de kosten op basis van het saneringsrapport uit
1983 zijn te overzien is A. Als er in de nabij toekomst woningen worden gebouwd op de lokatie
van het voormalige Driekoningenoord zal daarvoor echter een nieuw bodemonderzoek plaatsvin
den. In de tussenliggende periode is natuurlijk ook het een en ander gebeurd. Op dit moment valt
niet te overzien tot welk bedrag de saneringskosten kunnen oplopen als in 1993/94 blijkt dat de
bodem totaal vervuild is. Hij gaat daarom akkoord met het voorstel met uitzondering van punt b.
en de onzekere kostenfactor wegens bodemsanering daarin.
De heer J. VAN GILS aanvaardt de aansprakelijkheid voor de vervuiling die is ontstaan na 1983,
als gevolg van de exploitatie van het woonwagencentrum. Waar hij zich zorgen om maakt is de
exploitatie van het terrein voor die tijd. De verontreiniging daarvan kan wel eens veel dieper
gaan. Aan de wethouders van Breda kan zoiets wel eens zijn ontgaan omdat zij niet zo'n lange
zittingsperiode kennen.
Met genoegen stelt wethouder ROPS vast dat het voorstel breed wordt gedragen. Het woonwagen
schap is vanzelfsprekend aansprakelijk voor de bodemvervuiling die het gevolg kan zijn van
exploitatie van woonwagencentrum Driekoningenoord. Men moet zich realiseren dat zich op die
plek zo'n 25 tot 30 jaar geleden een vuilstortplaats van de gemeente Breda bevond. In opdracht
van de 18 deelnemende gemeenten heeft het dagelijks bestuur de overdracht van dit terrein aan de
gemeente Breda voorbereid. De saneringskosten daarvan hebben ƒ.1.700.000, bedragen. Het
woonwagenschap kan en zal geen verantwoordelijkheid aanvaarden voor de oude stortplaats. De
gemeente Breda heeft de overdracht echter niet aanvaard en stuurt aan op een totale sanering, voor
rekening van de deelnemende gemeenten. Het terrein wordt thans ingezaaid met gras en er worden
bomen op geplant. Van woningbouw is dus nog geen sprake maar wat niet is kan nog komen.