aanvrager naast een kopie van de aanvraag om milieuvergunning tevens een
bewijs van ontvangst van de aanvraag om milieuvergunning dient te overleg
gen. Het bewijs van ontvangst is een in de Wet milieubeheer vastgelegde
ontvangstbevestiging. Op het moment dat de aanvrager het bewijs van
ontvangst weet te overleggen, is voldaan aan de eis van gelijktijdig
indienen
Voor een goed begrip van deze bepaling is het belangrijk te weten dat de
aanvraag om. bouwvergunning later kan worden ingediend dan de aanvraag om
vergunning ingevolge de Wet milieubeheer. Eerder is echter niet mogelijk.
Dit blijkt uit artikel 8, lid 3, sub b juncto artikel 47 Woningwet, waarin
bepaald wordt dat men pas een ontvankelijke aanvraag om bouwvergunning
heeft, als men tevens een bewijs van ontvangst van de aanvraag om vergun
ning ingevolge de Wet milieubeheer overlegt.
Wellicht ten overvloede wordt erop gewezen dat de Wet milieubeheer geen
overeenkomstige ontvankelijkheidseis stelt, zodat er voor het verkrijgen
van een ontvankelijke aanvraag om vergunning ingevolge de Wet milieubeheer
geen afschrift van de aanvraag om bouwvergunning noodzakelijk is. Indien de
aanvrager van eer. milieuvergunning op een later tijdstip een bouwvergunning
aanvraagt, moet hij een afschrift van deze bouwvergunningaanvraag overleg
ger. aar. het gezag hetwelk bevoegd is ingevolge de Wet milieubeheer."
Artikel 2.1.5 Het onderzoek naar bodemverontreiniging
Artikel 2.1.5, lid 2
I Motivering
Herstellen van een vergissing in de eerste uitgave. Waar Leidraad bodem
sanering staat moet telkens (2x) Leidraad bodembescherming staan.
II Vijziging in de bouwverordening
In het tweede lid, letter b, wordt telkenmale (2x) "Leidraad bodemsanering"
vervangen door "Leidraad bodembescherming".
Artikel 2.1.5, lid 5
I Motivering
Ingevolge artikel 2.1.5 van de MBV 1992 moet bij een aanvraag om bouwver
gunning een rapport van een volgens NVN 5740 uitgevoerd bodemonderzoek en
een beoordeling daarvan door een gemeentelijke milieudienst of -afdeling
worden overgelegd. Veel gemeenten hebben te kennen gegeven dat er een zware
financiële last komt te liggen op de aanvrager en dat er alleen draagvlak
bestaat voor een dergelijk bodemonderzoek, wanneer er een redelijk even
wicht bestaat tussen de kosten van de bouw en de kosten van het bodemon
derzoek. Naarmate er meer in bouwkosten geïnvesteerd wordt, brengt een
tijdens de bouw aan het licht komende bodemverontreiniging grotere
financiële risico's met zich mee en is de bouwer dus eerder te overtuigen
van de noodzaak van een bodemonderzoek vooruitlopend op het indienen van
een aanvraag om bouwvergunning. Over de interpretatie van de onderzoeksre
sultaten van verkennend bodemonderzoek en over het toepassen van de