- 20 -
b. de vergunning moet in het algemeen belang nopen tot het opleggen van
een geldbedrag;
c. de stellige noodzaak om een financiële voorwaarde op te leggen moet
ook hieruit blijken dat niet een andere, uit hoofde van rechtsbe
scherming meer aanvaardbare mogelijkheid aanwezig is om een tegemoet
koming te verlangen.
ARRS30 augustus 1985; NG 1985, blz. 994; BR 1985, blz. 911.
(Opmerking. In de onderhavige zaak wijst de afdeling Rechtspraak, wat
betreft de laatstgenoemde voorwaarde, op de mogelijkheid van parkeerme-
ters of de baatbelasting. Indien de kosten niet geheel verhaald kunnen
worden door middel van een fiscale methode, dan kan het restant (bij
voorbeeld het verschil tussen de billijke bijdrage bij de baatbelasting
en de werkelijke kosten) door middel van een financiële voorwaarde
worden verhaald.)
Lid 2
Dit lid geeft maatvoorschriften voor parkeervakken, omdat deze voorschrif
ten niet kunnen worden gemist bij het afdwingen van een correcte naleving
van lid 1. De verplichting in lid 1 om voldoende parkeerplaatsen op eigen
terrein aan te brengen zou immers gedeeltelijk kunnen worden ontdoken door
alleen parkeervakken met afmetingen voor het kleinste type personenauto te
maken. Ook het Bouwbesluit spreekt in het - niet in werking getreden -
artikel 218, lid 1, over "parkeerplaatsen van voldoende afmetingen".
Een bijkomende reden voor het opnemen van maatvoorschriften voor parkeer
vakken is de wenselijkheid om de afwijkende maatvoering vast te leggen van
parkeerplaatsen voor rolstoelgebruikers en stoklopers.
Lid 3
De onderhavige bepaling kan ertoe leiden dat een nieuw winkelcentrum wordt
voorzien van een zgn. expeditiehof, respectievelijk een nieuw fabrieksge
bouw van een laad- en losperron (met een op het fabrieksterrein gelegen,
bijbehorende opstelstrook voor vrachtauto's).
Lid 4
Ad a. De mogelijkheid tot vrijstelling van de eis in het eerste lid om een
parkeergelegenheid van voldoende omvang op eigen terrein of onder eigen dak
te maken is onder meer bedoeld voor bouwvergunningplichtige verbouwingen
van winkels e.d. in binnensteden. Eventueel kan laatstgenoemde vrijstelling
worden verleend onder financiële voorwaarden. Zie hiervoor onder "Hoofdlij
nen van de jurisprudentie", punt 3.
Artikel 2.6.1 Algemene eisen voor brandveiligheidsinstallaties in gebouwen
I Motivering
Schrappen van het woord "automatische" is gewenst, omdat volgens de in het
tweede lid genoemde NEN 2535 een brandmeldinstallatie automatisch moet
zijn.
Het rechtstreeks doormelden van een brand naar de brandweer is voor de
situaties omschreven in artikel 2.6.5, vierde en vijfde lid, een onjuist
gestelde, te zware eis; deze eis kan daarom vervallen.
Bij NEN 2535 behoren de bijlagen A tot en met D. Het is duidelijker dan ook
te vermelden dat de eisen uit die bijlagen eveneens van kracht zijn.