51
Artikel 2.5.21 Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn
Schrappen
"Alternatief 2
Lid 2
De wijze van vaststelling van de bouwhoogte in het verticale
vlak door de achtergevelrooilijn in een bouwblok, waarin de
achtergevelrooilijnen niet evenwijdig lopen, is in figuur 17
nader toegelicht, waarbij a, al enz. de voor de bouwhoogte in
rekening te brengen afstand van de achtergevelrooilijnen is.
Het komt voor, dat bij tussen twee wegen gelegen terreinen, die
te ondiep zijn voor twee tegenover elkaar gelegen bouwstroken,
de tegenoverliggende achtergevelrooilijn ontbreekt.
De langs de andere weg liggende voorgevelrooilijn treedt dan in
de plaats van de ontbrekende tegenovergelegen achtergevel
rooilijn (zie figuur 18).
Lid 4
Bij achterterreinen die - door de ligging in geaccidenteerd
gebied of anderszins - niet op straatpeil liggen, leidt bepa
ling van de bouwhoogte in het verticale vlak door de achterge
velrooilijn op de in het eerste t/m derde lid voorgeschreven
wijze niet tot de juiste hoogte-diepteverhouding van het
binnenterrein van gesloten bouwblokken. Dit mede in verband met
het feit dat krachtens het bepaalde in artikel 2.5.26 bij het
bouwen aan een weg ten opzichte van het straatpeil moet worden
gemeten. Ter ondervanging van het genoemde bezwaar is het
onderhavige vierde lid opgenomen."
Artikel 2.5.23 Toegelaten hoogte tussen voor- en achterge
velrooilijnen
Schrappen
"Alternatief 2
Lid 2
De hier genoemde hoek van 56 graden correspondeert met de
hoogte-diepteverhouding uit het eerste lid van artikel 2.5.22."
Artikel 2.5.24 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerken
Schrappen
"Alternatief 2
De maximumbouwhoogte van 26 meter correspondeert met de belem-
meringshoek van 60 graden, genoemd in artikel 2.5.23, en de
hoogte-diepteverhouding van 1,7, genoemd in de artikelen 2.5.20
en 2.5.21.
Bovendien komt de maximumbouwhoogte van 26 meter - bij een in
de woningbouw gebruikelijke verdiepingshoogte - overeen met 9 a