zeker zal in-spreken. Hoewel het hier een bevoegdheid van B&W betreft, vindt het college het correct dat de raad weet dat B&W hebben gemeend bezwaar te moeten aantekenen. De heer J. VAN GILS merkt naar aanleiding hiervan op dat een inwoner van Bavel in een brief aan G.S. heeft gezegd dat er door G.S. niet aan een aantal wettelijke regels is voldaan. Heeft het college daar enig zicht op en kan deze brief misschien aanstaande vrijdag in Den Bosch nog van nut zijn? Verder wijst hij er op dat alle bezwaarmakers op grond van de wet beantwoord moeten worden. De VOORZITTER zegt het schrijven van de inwoner uit Nieuw-Ginneken een interessant schrijven te vinden. Vraag is echter in hoeverre bezwaarmakers, alvorens men tot bijstelling van plannen komt, recht hebben daarover geïnformeerd te worden, in ieder geval een antwoord te ontvangen. De voorlopige conclusie van het college is dat bezwaarmakers op geen enkele wijze ge-hoord danwel geïnformeerd zijn. Een ander aspect is dat G.S. zich verplicht hebben om middels de omgekeerde bewijslast ar-gumenten aan te dragen, daaraan echter volstrekt niet voldaan hebben. Het college heeft hedenmorgen, in goed overleg met de andere gemeentebesturen, geconcludeerd nog meer dan voorheen gemotiveerd te zijn om op zakelijke gronden aan te geven wat onze opvattingen en bezwaren zijn. De voorzitter hoopt dat bezwaarmakers in ieder geval minimaal het recht hebben van antwoord en adequate informatie. Verder meent hij dat de briefsteller met zijn vergelijking met de Wet Ruimtelijke Ordening toch enigermate gelijk zou moeten krijgen. Het is echter aan andere instanties om daarover te oordelen. De heer POSTHUMA maakt een opmerking over een ingekomen stuk dat wel ter inzage lag, maar niet op de lijst voorkomt. Het betreft hier een brief van het Herinneringscentrum Kamp Wes- terbork. Hij verzoek het college deze brief onder de aandacht te brengen van de scholen in de gemeente. Verder zou hij zich ook kunnen voorstellen dat de gemeente een financiële bijdrage zou overwegen. De VOORZITTER licht toe dat het schrijven van Westerbork in eerste instantie bestond uit een dankzeggen aan de raad voor de bijdrage van het afgelopen jaar. Recentelijk werd daarop nog aan aanvulling ontvangen, die, ter informatie van de raadsleden, bij de ingekomen stukken werd gevoegd. Verder lijkt het hem goed in het kader van de manifestatie van het komende jaar hieraan extra aandacht te besteden. In ABAM kan hier concreet op worden teruggekomen. Ten aanzien van de overige ter inzage liggende stukken wordt besloten zoals op de agenda is voorgesteld. 4. VOORSTEL TOT VASTSTELLING VAN DE 8E WIJZIGING VAN DE "REGE LING STADSGEWEST BREDA 1990". De heer VAN GESTEL vraagt, in verband met de toch aanzienlijke veranderingen, wat bij goedkeuring de gevolgen zijn voor de democratische controle op het functioneren van het stadsge- westbestuur en wat de invloed van Nieuw-Ginneken nog is op het stadsgewest. De VOORZITTER acht de vraagstelling van de heer Van Gestel buitengewoon interessant, daar deze de kern raakt van de wijze waarop wgr-regelingen functioneren. Hierover bestaan diverse opvattingen. Na de verkiezingen zou de raad van Nieuw-Ginneken eens moeten aangeven hoe men het functioneren van het stadsgewest ziet, vooral voor wat betreft de totstandkoming van de democratische legitimatie. Een van de bestaande opvattingen hierover is dat op termijn gekomen moet worden tot een rechtstreekse politieke vertegenwoordiging, namelijk fractievorming op basis van politieke opvattingen. Een andere opvatting is dat tot fractievorming gekomen moet worden op basis van de samenstelling van gemeenteraden. Hierover, alsook over de wijze waarop de democratische legitimiteit wordt gewaarborgd, wordt door de verschillende politieke partijen heel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 249