De VOORZITTER constateert dat de raad kan instemmen met het voorstel, met de toezegging van
de wethouder om in de geest van de gemaakte opmerkingen te handelen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten zoals op de agenda is voorgesteld.
18. VOORSTEL TOT HET IN PRINCIPE DEELNEMEN AAN EEN IN TE STELLEN
REGIONALE MILIEUDIENST (RMD1
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten zoals op de agenda is voorgesteld.
19. VOORSTEL TOT VASTSTELLING VAN DE HOOGTE VAN DE VERGOEDING
VOOR VERVOERSVOORZIENINGEN IN HET KADER VAN DE WET VOOR
ZIENINGEN GEHANDICAPTEN
De heer BASTIAANSSEN stelt dat veel zaken regionaal geregeld worden, dit om een eenduidig en
gelijk beleid voor iedereen te verkrijgen en om rechtsongelijkheid te voorkomen. In de model
verordening van de VNG wordt een percentage van 50% voorgesteld. Is het waar dat in het
Stadsgewest Breda en in het Streekgewest West-Brabant alle gemeenten op 50% gaan zitten? Is het
budget gebaseerd op 50%? Wat is dan het argument van Nieuw-Ginneken om voor te stellen op
70% te gaan zitten en daar vervolgens bij te zetten dat om budgettaire redenen direct na afloop van
1994 een kostenevaluatie zal plaatshebben, waarbij een dan neerwaartse bijstelling van het
percentage tot de mogelijkheden zou kunnen behoren?
De heer MARTENS spreekt zijn waardering uit voor het werk wat in zeer korte tijd is geleverd.
Hij legt de nadruk op het feit dat we natuurlijk op onderdelen regionaal gebonden zijn, maar dat er
op het gebied van de WVG toch altijd een eigen verantwoordelijkheid moet blijven. De bedoeling
is toch een individuele benadering voorzover dat kan en die kun je pas waarmaken als je uitgaat
van een eigen gemeentelijke verantwoordelijkheid. Hij is blij met het voorgestelde maximale
percentage van 70% en natuurlijk zal dat in de evaluatie moeten worden meegenomen. In het
voorstel wordt gesproken over een evaluatie van kosten. Hij is echter van mening dat deze
evaluatie niet alleen tot de kosten beperkt zou moeten worden. Bij voorkeur eind 1994 zou een
evaluatie van het totale beleid op dit punt moeten plaatsvinden. Als dat zodanig geformuleerd kan
worden is hij het volledig eens met het voorstel.
Mevrouw BOGMANS vindt dat, nu de rijksoverheid besloten heeft de zorg voor gehandicapte
inwoners te decentraliseren naar gemeenten, wij moeten zorgen dat die zorgplicht ook zo goed
mogelijk vervuld wordt. Dat wil voor haar fractie zeggen dat de beschikbare middelen maximaal
moeten worden ingezet voor onze gehandicapte inwoners. Zij komt dan even terug op de
voorgeschiedenis van dit voorstel. In de commissie welzijn stelde zij voor de verordening en het
verstrekkingenboek gezamenlijk te behandelen en vast te stellen, omdat er sterke verbanden liggen
tussen beide stukken. Tevens wilde zij de tot de laatste commissiebespreking de vrijheid behouden
om te bepalen wat in de verordening moet en wat in het verstrekkingenboek. Zij vindt dat met
name belangrijk omdat op de verordening de mensen rechten kunnen doen gelden en eventueel in
bezwaar kunnen gaan. Vandaar dat dat verschoven is naar de raadsvergadering van 29 maart. Er
bleek echter dat het wel nodig was om één element naar voren te halen, namelijk vast te stellen of
wij op de 70% vergoeding voor vervoersvoorzieningen zouden blijven zitten, of op de in de
modelverordening voorgestelde 50%. Na allerlei financiële beschouwingen of met de beschikbare
middelen van rijkswege onze zorgplicht vervuld zou kunnen worden, bleek dat dat haalbaar moest
zijn. Derhalve werd in een vroeg stadium in de commissie bij meerderheid besloten om die 70% te
handhaven. Wij moeten dit nu, vooruitlopend op de behandeling van verordening en verstrekkin
genboek, vaststellen, omdat anders een overgangsregeling nodig zou zijn voor mensen die nu al
een vervoersvergoeding van 70% hebben. Wat het voorstel zelf betreft heeft haar fractie gepleit
12