heeft hij moeite met pagina 78, het kapverbod. In het kader van het 100-jarig bestaan van de NCB
is men voornemens een aktie op te starten ter stimulering van erfbeplanting op de land- en
tuinbouwbedrijven. Reeds nu blijkt dat men niet bereid is aan die aktie mee te werken. De
erfbeplanting geschiedt op vrijwillige basis, maar eenmaal aangeplant legt de overheid via een
A.P.V. een kapverbod, een instandhoudingsplicht of een herplantplicht op. De regelgeving van de
overheid heeft hier dus een averechts effect. Hij stelt voor op pagina 79 onder D het woord
'erfbeplanting' toe te voegen. Het betreft hier de ontheffing op kapverbod, herplantplicht en
instandhoudingspl icht
De heer VAN GESTEL is van mening dat het gestelde in artikel 2.4017 omgekeerd zou moeten
worden. Nu staat er dat honden overal mogen komen, behalve daar waar ze verboden zijn. Naar
zijn idee zou er moeten staan dat honden overal verboden zijn, behalve daar waar ze wel mogen
komen. Het probleem van de hondenoverlast zou dan al voor een groot stuk zijn opgelost.
De heer GEERTS heeft begrepen dat het door de heer Bastiaanssen aangeroerde onderwerp op dit
moment onderwerp van bespreking is samen met de NCB. Het lijkt hem belangrijk die ontwik
kelingen te volgen en te vertalen in de A.P.V.
De VOORZITTER licht toe dat de A.P.V. in het kader van de Algemene Wet Bestuursrecht
aangepast moet worden. Hij zegt toe de pagina's 75 en 89, waarover door de heer Bastiaanssen
opmerkingen werden gemaakt, nog eens goed te zullen bekijken. Verder stelt hij voor het
amendement op artikel 2.4017, alsook de door de heer Bastiaanssen gemaakte opmerkingen, in de
commissie te behandelen. Daar kunnen deze zaken in al hun facetten bekeken worden.
De heer PAULUSSEN vindt het verzoek van de heer Bastiaanssen uitstekend voor bestaande
toestanden. De heer Bastiaanssen zou ervan op de hoogte moeten zijn dat de subsidieregeling voor
erfbeplanting de afgelopen jaren nooit een instandhoudingsplicht voor agrarische bedrijven heeft
ingehouden, dit om die bedrijven de mogelijkheid te geven hun erf te wijzigen en dus ook de
beplanting. Hij neemt aan dat in de door de NCB voorgestelde toekomstige regeling diezelfde
vrijstelling wordt opgenomen. Zou dat niet het geval zijn, dan dient dat in deze verordening te
worden opgenomen.
De heer BASTIAANSSEN merkt op dat een hogere wet altijd boven een lagere wet gaat. Hetgeen
is opgenomen in de A.P.V. gaat dan boven wat er in een subsidieverordening staat.
De heer VAN YPEREN zou waardevolle erfbeplanting niet graag onder het voorstel van de heer
Bastiaanssen laten vallen. Hij vindt dat we daar toch wat genuanceerder over moeten denken.
De VOORZITTER herhaalt zijn voorstel van orde om dit punt aan te houden, in commissiever
band te bespreken en zonodig terug te brengen naar de raad. We moeten het voorstel op zich wel
accorderen in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht, want dat moet verder.
De heer J. VAN GILS stelt in dit verband nog de vraag of er in de toekomst in het kader van de
voorlichting wat meer aandacht kan worden gewijd aan het fenomeen kapvergunning. Hij heeft de
indruk dat het niet iedereen duidelijk is wanneer je zo'n vergunning nodig hebt.
De VOORZITTER zegt toe daar in een van de eerstvolgende publikaties aandacht aan te zullen
besteden.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten zoals op de agenda is voorgesteld.