De heer MARTENS merkt op dat het vaststellen van de WVG een zeer belangrijke beslissing is,
waar men overal in den lande het afgelopen jaar volop mee bezig is geweest. Ook in de commissie
welzijn werd deze belangrijkheid haarfijn aangevoeld. Er ligt thans een verordening, een prima
basisbeleid, met de nadruk op basis. Er is ambtelijk en dan de politiek, in nauwe samenspraak met
betrokkenen, hard gewerkt. Speciale complimenten heeft hij voor de intensieve, praktische en con
crete reacties van de deelnemers van het platform. Dit alles heeft ertoe bijgedragen dat een koele
VNG-verordening geleidelijkaan op onderdelen zijn eigen Nieuwginnekense inkleuring heeft
gekregen. Maar we zijn er nog niet, we staan pas aan het begin. In de commissie heeft hij, alsook
de leden van het platform, moeten constateren dat de tijd te kort was om meer duidelijkheid te
krijgen over enkele wezenlijke beleidsuitgangspunten. Als voorbeeld noemt hij het begrip draag
kracht, als we het hebben over de inkomenspositie van de gehandicapten. Verder noemt hij
advisering en beslissing bij aanpassingen bij woonvoorzieningen. Hier kruipt, als we niet
oppassen, de bureaucratie naar binnen. Een ander aspect is nog dat naar zijn mening teveel wordt
uitgegaan van de gehandicapte als individu en te weinig rekening wordt gehouden met de
leefomgeving van de gehandicapte. Een duidelijk voorbeeld hiervan vindt hij het feit dat er te
weinig rekening wordt gehouden met de gehandicapte die in een AWBZ-instelling verblijft en bij
bezoek of vakantie aan huis ook over een aangepaste slaapkamer en badkamer moet beschikken.
Dit alles geeft aan dat we er nog lang niet zijn. Rekening zal gehouden moeten worden met de
leef- en woonomgeving van de gehandicapten. Hij vindt dat de sociale omstandigheden van de
gehandicapte zwaarwegend moeten worden meegenomen bij een besluitvorming over woning
aanpassing versus verhuizing. Hij vindt dat we in zekere zin in het diepe springen door de
verordening en de beleidsregels vast te stellen, maar hij heeft er het volste vertrouwen in dat het
goed gaat, gezien ook de goede dialoog die er is tussen gemeente en platform. Hij gaat accoord,
mits over een half jaar een evaluatie plaatsvindt en op basis van de resultaten van die evaluatie
mogelijk op onderdelen bijstelling plaatsvindt van de verordening. Verder wil hij graag in de
commissie tussentijdse informatie over de gang van zaken. Voor wat betreft de evaluatie heeft hij
een aantal criteria geformuleerd, zoals: wat is de eigen verantwoordelijkheid van de gemeente;
wordt het allemaal niet te bureaucratisch. Een criterium is ook individu versus omgeving, en
wordt het allemaal niet te technocratisch? Verder zou hij bij de evaluatie willen meenemen het
percentage van de vervoersvoorzieningen en daaraan gekoppeld ook de stand van zaken van de
financiën, want het is en blijft natuurlijk een open eind-financiering. Op basis daarvan zouden dan
prioriteiten gesteld kunnen worden binnen het budget voor de onderdelen van het zorgbeleid, van
de zorgplicht die we als gemeente hebben.
De heer BASTIAANSSEN complimenteert het ambtelijk apparaat, dat toch in korte tijd veel werk
verzet heeft en gedegen werk geleverd heeft. Ongetwijfeld zullen er kinderziekten naar boven
komen, maar door te handelen naar de geest van de nota en op korte termijn te evalueren, kunnen
praktische problemen snel opgelost worden. Verder vraagt hij zich af of het inkomen uit
vermogen voldoende wordt meegewogen. Aan de hand van voorbeeld 3 blijkt dat niet het geval te
zijn. Is dat terecht, of is het voorbeeld niet goed uitgewerkt?
De heer GEERTS stelt dat, zoals hij al op eerdere momenten gezegd heeft, zijn fractie niet zo blij
is met de wijze waarop de WVG geformuleerd is en met name met de financiële onderbouwing
daarvan. Die levert bij de invoering al direct grote problemen op. Iedereen begint te rekenen,
blijft rekenen en doorrekenen, zodat de taak waarvoor wij staan in de knel dreigt te geraken, waar
ook mevrouw Bogmans terecht op gewezen heeft. Toch vindt hij dat datgene waar het uiteindelijk
om gaat in de voorliggende verordening goed is vastgelegd en goed is geformuleerd. Hij is het
met de heer Martens eens dat we er nog niet zijn, maar wat er nu ligt moet voor alle betrokken
partijen voldoende zijn om mee te starten. Op termijn zal moeten blijken of dat een goede of
redelijke start is geweest. Verder is hij ervoor zo snel mogelijk en al gedurende de in- voeringsfa
se met de evaluatie te beginnen, zodat op het moment dat blijkt dat bepaalde zaken vastlopen of
anders uitvallen dan de geest van de verordening, zo snel mogelijk kan worden bijgesteld.
Tenslotte vraagt hij nog aandacht voor het feit dat we als gemeente nu ook een uitvoeringstaak
hebben en we ons als uitvoeringsorgaan heel nadrukkelijk af moeten vragen op welke wijze wij