mingsplan Buitengebied vastgehouden te worden. Een direct economisch belang is er niet mee ge moeid, hooguit een financieel belang. Termen als duidelijke afrondingen van dorpskommen en vloeiende overgangen naar het buitengebied, zijn voor zijn fractie loze kreten. Vier jaar geleden hebben raad en college zich over deze zaak uitgesproken, terwijl ook de beroepscommissie zich daarover heeft uitgelaten, en hij vraagt zich af wat er ten opzichte van vier jaar geleden nu wezenlijk veranderd is. De heer H. VAN GILS merkt richting de heer Van Yperen op dat het feit dat je praat over een wijziging van het bestemmingsplan al aangeeft dat je toch na een aantal jaren wat aanpassingen wenst te maken en ook moet maken. Ondanks het feit dat je iets vaststelt, heeft zijn fractie altijd gepleit voor een stukje flexibiliteit. Dit is voor hem typisch een stukje flexibiliteit. Tegelijkertijd is hij het met het college eens dat dit een goede planologische afronding is en dat het ook beter aansluit aan de overgang van het dorp naar het buitengebied. Vandaar dat zijn fractie ook voor is. Bovendien voldoet de kandidaat die daar mogelijk zou kunnen gaan wonen aan de eisen die wij als raad met elkaar gesteld hebben. De heer WILLEMSEN wijst op de lange en rijke historie van het perceel, zoals ook de heer Van Yperen al heeft aangegeven. In november heeft hij de verantwoordelijke wethouder al gevraagd al dat soort aanvragen eens op een rijtje te zetten en met elkaar te vergelijken. In het kader van de rechtsgelijkheid vindt hij het niet correct de een wel een vergunning te geven en de ander niet. Hij geeft een opsomming van de aanvragen die de laatste twee jaar zijn binnengekomen. Op zich passen die plannen best aardig in het geheel en waarom zou je daar geen toestemming geven en in het geval van de Ballemanseweg wel. Dan is het toch nuttig eerst alles eens op een rijtje te zetten en niet de een te bevoordelen boven de ander. Hij doet de suggestie het voorstel uit te stellen tot het college zo ver is dat de zaak ter vergelijking aan de raad kan worden voorgelegd. De heer BASTIAANSSEN merkt op dat er naast het in het voorstel genoemde argument, nog twee argumenten zijn die voor het voorstel pleiten. Door de natuurlijke scheiding tussen enerzijds de bebouwde kom en anderzijds het agrarisch gebied is het niet logisch te veronderstellen dat het kleine stukje agrarisch gebied economisch nut heeft voor de landbouw. Het heeft dan ook geen precedentwerking en kan ook geen rechtsongelijkheid oproepen. Deze onpraktische situatie bestaat al zes jaar en dat is naar het idee van zijn fractie zes jaar te lang. Daarbij komt nog dat de aspirant-koper met een hoog aantal punten is ingeschreven voor bouwgrond in Nieuw-Ginneken. De heer POSTHUMA steunt het collegevoorstel. Het gaat zijn fractie niet om economische of financiële belangen. Zij hebben uitsluitend getoetst, zoals zij vinden dat dat bij dit soort plannen moet, aan planologische maatstaven. Rechtsgelijkheid betekent voor zijn fractie dat je gelijke gevallen gelijk behandelt. Kenmerk van dit soort planologische situaties is, dat ze nooit helemaal gelijk zijn en dat je iedere situatie opnieuw op zijn merites zult moeten beoordelen. Dat doende is zijn fractie van mening dat dit een goede afronding kan zijn van de kern Galder. Vandaar zijn steun voor dit voorstel. Wethouder ZWIJNENBURG is het met de heer Van Yperen eens dat bestemmingsplannen met grote zorgvuldigheid worden opgesteld. Toch loop je vaak tegen wonderlijke zaken aan, zoals ook bij dit perceel. De helft ligt in een bestemmingsplan waar bouwmogelijkheden zijn en een ander gedeelte ligt in agrarisch gebied. Door het collegevoorstel trek je dat planologisch recht. Ook het college is voor een geloofwaardig beleid en heeft getracht dat vier jaar lang uit te dragen in zijn voorstellen. Vier jaar geleden is er inderdaad een andere richting gekozen. Toch denkt hij dat er na verloop van tijd de mogelijkheid moet zijn om de zaak opnieuw te bekijken. De heer Van Gils pleit hier dan ook voor enige flexibiliteit, terwijl de heer Bastiaanssen nog het argument erbij geeft dat daar een weg is aangelegd ter ontsluiting van een gebouw wat verderweg ligt. Die weg kan een goede afronding vormen van de bebouwing ter plaatse. De heer Willemsen vraagt alle niet gehonoreerde aanvragen eens op een rij te zetten. Dat kan natuurlijk, maar de wethouder is met de heer Posthuma van mening dat je de zaak op zich moet bekijken en moet toetsen aan planologi-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 347