2
elders in de begroting gezocht zullen worden. Een en ander
vindt hij niet terug in de weergave van het antwoord door de
wethouder
De VOORZITTER zegt toe in overleg met de notulist de band na
te luisteren, waarna al of niet aanvullend gecorrigeerd kan
worden. Verder merkt hij op dat het bij soortgelijke opmerkin
gen zinvol kan zijn vooraf met de notulist contact op te
nemen, waardoor sneller op de aangelegenheid kan worden inge
speeld.
De heer MARTENS vraagt naar aanleiding van de notulen naar het
bord bij de KraaijenbergEr zal ongetwijfeld overleg geweest
zijn, maar het resultaat heeft hij nog niet gezien.
De VOORZITTER antwoordt dat het bord circa 2 0 meter zal worden
teruggeplaatst. Verder merkt hij op het niet goed te vinden
naar aanleiding van de notulen vragen te stellen. We organise
ren dan een andere orde en dat zou hij willen afraden.
Met inachtname van een eventuele aanpassing van pagina 5 van
de notulen van 29 maart 1994, worden de notulen van beide
vergaderingen vastgesteld.
3INGEKOMEN STUKKEN.
De heer VAN DE PUT stelt een vraag over de punten I.e. en
II.m. van de nagezonden brief. Daarin leest hij dat vanaf dit
moment bij financiële stappen overleg gevoerd moet worden met
Breda. Verder heeft hij de zin niet goed begrepen waarin staat
dat een mogelijke financiële stap nadelige effecten zou kunnen
hebben voor de toekomstige gewijzigde gemeenten. Hij vraagt om
nadere uitleg.
De heer GEERTS merkt met betrekking tot Il.m. op dat G.S.
inderdaad de plicht heeft om een taak te hebben voor wat
betreft het toezicht op de financiën. Opmerkelijk vindt hij
dat G.S. die taak heeft uitbesteed aan de betrokken gemeenten.
Dat staat niet in de wet en is een interpretatie van G.S. Hij
vraagt zich af wat de beweegredenen zijn van G.S. om voor deze
methode te kiezen. Uit het proces van herindeling, maar ook op
andere terreinen, blijkt immers dat de relaties tussen bepaal
de buurgemeenten niet altijd optimaal zijn. Is het dan wel
zinvol om deze weg op te gaan? Verder constateert hij iets
opmerkelijks. Het is namelijk niet alleen zo dat wij als
gemeente aan de gemeente Breda en tevens aan de gemeente
Teteringen een verklaring van geen bezwaar zouden moeten
vragen, maar het omgekeerde ook geldt. Het verheugt hem bij
zonder dat de gemeente Nieuw-Ginneken nu ook eens mee mag
denken over het beleid van Breda en dat van Teteringen. Ten
slotte merkt hij op dat de interpretatie van het begrip part
nergemeenten naar zijn idee zou moeten zijn: Chaam, Alphen en
Riel