3
De heer WILLEMSEN stelt inzake punt j voorontwerp beheers
en begrenzingenplan De Mark, verheugd te zijn dat de gemeente
zijn bezwaren op zo korte termijn in feite heeft overgenomen.
Naar zijn mening heeft het college een zeer goede brief ge
schreven. Overigens vraagt hij zich af of een uitgaand stuk
van het college bij de ingekomen stukken thuishoort.
De VOORZITTER merkt richting de heer Willemsen op dat rubriek
I stukken betreft die voor kennisgeving worden aangenomen.
Vandaar dat ook de collegebrief hier te vinden is. Voor wat
betreft de problematiek van de begrenzing acht hij het goed
dat ook vanuit de raad dit signaal is gekomen. Met name in de
Landinrichtingscommissie is het college daar later nog op
andere wijze mee geconfronteerd. Er is duidelijk sprake van
grote zorgen en hij hoopt dat G.S. daar nadrukkelijk naar wil
kijken. Hij vindt deze brief in ieder geval een vertrekpunt
daarvoor. Het lijkt hem goed de raad over het verdere verloop
van de gang van zaken op de hoogte te houden. Persoonlijk
heeft hij grote zorgen over de wijze waarop de begrenzing zijn
beslag gaat krijgen en met name ook de betekenis daarvan voor
de agrariërs in het totale gebied. Over dit punt zal ongetwij
feld nog gesproken worden.
De heer WILLEMSEN heeft in de commissie VROM, toen dit schrij
ven aan de orde was, gevraagd of men ook hier in de gemeente
voldoende aandacht wil schenken aan de leefbaarheid van Gal-
der/StrijbeekHet wordt de agrariërs dermate moeilijk gemaakt
dat velen gaan vertrekken. Door het vertrek van jonge boerege-
zinnen wordt de leefbaarheid van de kleine kernen heel gemak
kelijk aangetast. Graag dus speciale aandacht hiervoor.
De VOORZITTER vindt dit een terechte vraag en merkt op dat dit
thema deze middag in het collegeberaad nog expliciet aan de
orde is geweest. In een ander verband zal de wethouder hierop
zeker ingaan. Ook het college onderkent de zorgelijkheid voor
wat betreft de jonge aanwas in de kernen Galder/StrijbeekIn
de richting van de heren Van de Put en Geerts stelt hij dat
het natuurlijk gaat om uitgangspunten en criteria zoals G.S.
die, voortvloeiend uit de wet ARHIhebben vastgesteld. Aan
die criteria dienen wij te voldoen. Op dit moment is het
belangrijk op te merken dat het overleg met de stad Breda aan
de hand van een aantal begrotingswijzigingen in uitermate
goede harmonie heeft plaatsgevonden. Ook bij vervelende be
stuurlijke dingen moet je het bestuurlijk op kunnen brengen de
goede dingen te zeggen. Met het stadsbestuur van Breda is de
afspraak gemaakt om tot verder overleg te komen. Terugkomend
op de opmerking van de heer Geerts merkt de voorzitter op dat,
hoewel het aardig zou zijn geweest om met Breda over grote
uitgaven met vérstrekkende financiële gevolgen te kunnen
spreken, we moeten vaststellen dat dat geen zin meer heeft.
Beter kunnen we kiezen voor een praktische benadering. Het is
wel zo dat er sprake is van een gelijkwaardige situatie. In
ieder geval is er een goede overlegsituatie met Breda en de
voorzitter is er van overtuigd dat de raad daar binnenkort ook
verder bij betrokken gaat worden. De redenering van de heer
Geerts vindt hij theoretisch buitengewoon interessant, maar