12
tot boven de hoofden gestegen is. Aan de andere kant zien wij
lokaal dat de mensen in de uitkeringsbakken ons maatschappe
lijk tot de nodige kosten brengen. Wij moeten dus met elkaar
proberen de nek uit te steken. Die gedachte heeft geleid tot
dit eenmalig experiment. Hieraan is zeker in financiële en
fiskale zin het nodige af te doen, maar niets doen leidt
ongetwijfeld tot toename van de problemen. Overigens schijnt
het voorliggende accoord bijna uniek te zijn in Nederland. De
essentie van dit experiment is een intensieve begeleiding van
mensen die te werk gesteld worden, dat vraagstuk weghalen bij
de tuinder, en proberen die mensen voorrang te geven bij
bijvoorbeeld scholing en extra bemiddeling op de arbeidsmarkt.
Ook zou het kunnen zijn dat bij de tuinders een aantal vaste
arbeidsplaatsen gecreëerd kan worden, maar dat zullen we
moeten afwachten. Literatuur geeft aan dat langdurig werklozen
vaak best op enig moment aan de slag willen, maar dat de
onzekerheden rondom het houden van vaste arbeid hen daarvan
vaak weerhoudt. Met betrekking tot het motivatievraagstuk, het
gewenningsvraagstuk, waar de heer Martens op doelt, realiteit
is dat die mensen een zeer intensieve trajectbemiddeling nodig
hebben. Voor wat de verschillende formuleringen betreft ver
wijst de voorzitter naar het accoord, waarin ziektewet etc.
goed geregeld zijn. De opmerkingen over het vraagstuk van de
concurrentie met België en Duitsland snijden hout, daarover is
ook met het CBA gesproken. Men wil er echter niets aan doen en
dat geeft een groot probleem. Dan de opmerking dat de gemeente
zich moet bezighouden met kerntaken en het feit dat B&W daar
in de eerste de beste raadsvergadering al van afwijkt. De
voorzitter stelt dat als B&W de verantwoordelijkheid neemt,
dit ook een wijze is om economisch beleid vorm te geven.
Economisch beleid kan in dit land alleen nog maar slagen als
we het koppelen aan een adequaat arbeidsvoorzieningenbeleid en
als die arbeidsvoorziening geregionaliseerd en getripartiseerd
is, dan moeten wij onze verantwoordelijkheid nemen. Hij con
stateert bij werkgevers een geweldige inzet om mee te werken
aan experimenten, in de industriële sector, in de tuinbouwsec
tor, op allerlei niveaus, ook bij de vakbeweging, maar juist
de gemeente, de rijksoverheid, is daarin soms, vanwege regel
geving en alles wat we hebben, een vertragende partner. Ook
daar hebben we dus de verantwoordelijkheid om mee te denken.
Hoewel de opmerkingen van de heer Van de Put zeker op een
aantal onderdelen hout snijden, vindt de voorzitter het toch
jammer dat hij afhaakt. Het gaat er om twintig mensen door te
leiden naar de arbeidsmarkt en als we dit geld in onze zak
houden, wordt het zeker aan een of ander loket wel weer uitge
keerd en de voorzitter wenst de maatschappelijke winst daarvan
te betwijfelen. De heer Posthuma heeft gelijk als hij zegt dat
het gaat om het werken met moeilijke doelgroepen. Wij hebben
echter een taak om mensen in zwakkere maatschappelijke posi
ties te hanteren en op deze wijze proberen wij dat actief
manifest te maken. Hopelijk lukt het allemaal. Ook spreker is
zeer benieuwd naar de evaluatie. Doel is het legaal inzetten
van arbeidskrachten. Punt is wel dat mensen van de ene ar-
beidsactiviteit naar de andere gaan en spreker is zeer be
nieuwd hoe dat in de praktijk zal uitwerken. Richting de heer
Goos, de spanningen nemen inderdaad toe en het verbaast de