uitgebreid heeft uiteengezet waarom de bezuinigingen niet zijn aangegeven. Verder is het inderdaad zo dat de raad zijn handen vrij heeft bij de begroting. De wethouder is het met de spreker eens dat de verhoging van het reinigingsrecht zorgelijk is, te meer omdat thans nog uit ons fonds geput kan worden. Ook daar komt echter een eind aan, waarna een nieuwe verhoging zal volgen. De vraag over de rente wordt de wethouder als zeer positief gewaardeerd. Hij heeft daar nu geen antwoord op, maar zal een en ander zeker gaan bestuderen. Richting de heer Van de Put merkt de wethouder op dat het zeker de bedoeling is de relatieve prioriteit van zaken te bekijken. Tussen nu en de begrotingsbehandeling zal zeer creatief naar een aantal zaken worden gekeken. Zodra daar aanleiding toe is zal, zoals toegezegd in de commissie Algemeen Bestuurlijke Aangelegenheden en Middelen, de raad daar onmiddellijk van op de hoogte worden gesteld. De wethouder is het met de heer Martens eens dat er in een korte periode veel werk verzet is. Ook in de eigen organisatie zal gekeken worden of daar nog kosten te vinden zijn. Speciale reorga nisatiefondsen zijn er niet, gelukkig tot op heden nog wel gemeentelijke reserves die daarvoor kunnen worden aangewend. Ook de heer Martens zet wat vraagtekens bij het Kringloopbedrijf. Deze zaak zal worden bekeken, zoals reeds eerder door de wethouder toegezegd. Wat de opmerking van de heer Geerts betreft over de wijziging van de Financiële Verhoudings Wet, merkt de wethouder op dat tegen een aantal elementen bezwaar is gemaakt. Zodra vaststaat wat de eventuele korting zal zijn, zal de raad daarmee in de meerjarenraming worden geconfronteerd. De VOORZITTER geeft de raadsleden gelegenheid voor een tweede termijn. De heer H. VAN GILS merkt op dat niet alle gegeven antwoorden positief worden ontvangen. Zijn fractie heeft het college met name ook schriftelijk gevraagd te bekijken of in het ophalen van afval nog bezuinigingen mogelijk zijn. De VOORZITTER merkt tussentijds op dat in de eerste termijn heel wat kanttekeningen zijn geplaatst. Hij zou de fracties willen uitnodigen om daarnaast mogelijk suggesties aan te leveren die het college zouden kunnen helpen. De heer H. VAN GILS vervolgt zijn betoog met de toezegging dat zijn fractie zal proberen richting volgende commissievergadering, samen met wat ambtelijke ondersteuning, ideeën aan te dragen. Zijn fractie is van mening dat het toch mogelijk moet zijn een stukje bezuiniging te realiseren. Tevens hoopt men dat het oud papier enige opbrengst zal leveren. Voor wat het reinigingsrecht betreft, heeft hij het idee dat de grootste kostenfactor buiten de greep van onze gemeente ligt, reden waarom hij er toch voor pleit een gedeelte van die verhoging via de OZB te laten plaatsvinden. Met betrekking tot de hondenbelasting is hij van mening dat achter het tarief voor de eerste hond toch een sociale gedachte zit, met name voor de ouderen, waar de hond vaak de enige vriend is. Hij vindt niet dat op die manier het begrotingsgat moetworden gedicht. De heer POSTHUMA heeft er geen bezwaar tegen als overheidsheffingen, die nu worden doorberekend in het reinigingsrecht, worden doorberekend in de OZB, als dat niet alleen nu maar ook op termijn wel duidelijk blijft, zodat niet op enig moment dubbel doorberekend wordt. Naar aanleiding van wat de heer Van de Put zei over het opnieuw bezien van investeringen en het heroverwegen van prioriteiten, merkt hij op dat, pratend over inmiddels nog 80.000,—, die noodzaak wellicht nog niet zo groot is. Spreker is dan ook redelijk optimistisch over het over bruggen van dat betrekkelijk kleine gat, zeker als er misschien volgens de heer Zwijnenburg nog wat rentevoordelen te behalen zijn. Hij vindt het op dit moment wat ver gaan om over te gaan tot zo'n drastische operatie als de heer Van de Put voorstelt. Hij is wel van mening dat daaraan niet te ontkomen zal zijn als inderdaad de financiële verhouding tussen Rijk en gemeenten drastisch wordt herzien. In het verleden is een groot aantal plannen vastgesteld met financiële gevolgen voor de langere termijn. Het lijkt hem zinvol al die plannen, ook in relatie met elkaar, te herijken en de prioriteiten te bezien, maar pas in een volgend stadium.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 559