ÖD
X X
X
GEMEENTE NIEUW-GINNEKEN
De Raad van de gemeente Nieuw-Ginneken;
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van Nieuw-
Ginneken nr. 11 d.d. 11 januari 1994;
gelet op de artikelen 14 9 en 154 van de Gemeentewet;
BESLUIT
vast te stellen de volgende
VERORDENING OP HET GEBRUIK VAN STANDPLAATSEN VOOR WOONWAGENS
HOOFDSTUK I
Begripsbepalingen en toepassingsgebied
Artikel 1
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. Standplaats: een standplaats als bedoeld in artikel 2, 10,
10e of 11 van de Woonwagenwet (Stb. 1968, 98), dan wel
artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Woningwet (Stb.
1991, 439) dat wil zeggen een als zodanig gemarkeerd ge
deelte van het woonwagencentrum, dat is ingericht en be
stemd voor het plaatsen van een woonwagen en een berging
sanitaire unit;
b. Woonwagen: een wagen, in de zin van artikel 1 Woonwagenwet
(Stb. 1968, 98), die voortdurend of nagenoeg voortdurend
als woning wordt gebezigd of daartoe bestemd is;
c. Standplaatshouder: degene, die een standplaats heeft inge
nomen en hiertoe beschikt over een vergunning van Burge
meester en Wethouders of Gedeputeerde Staten, of bij ge
breke van die vergunning de hoofdbewoner van de woonwagen.
Wie als hoofdbewoner wordt aangemerkt wordt door Burge
meester en Wethouders beoordeeld.
Artikel 2
Het bepaalde in deze verordening is niet van toepassing op
standplaatshouders die ingevolge een privaatrechtelijke over
eenkomst met de gemeente een standplaats innemen.