voorstander hiervan en vooral voor deze gemeenschap is het besluit erg bitter. Het besluit van
Provinciale Staten toont aan dat er wederom niet is geluisterd naar de wensen van de burgers.
Elke vorm van inspraak is een farce gebleken. De echte besprekingen zijn onderling gevoerd en
niet openbaar. De democratie lijdt hier duidelijk schade. Vooral burgemeester Nijpels van Breda
verwijt hij gebrek aan respect voor de randgemeenten en voor de provinciale bestuurders. In de
machtstrijd tussen provincie en grote steden worden de randgemeenten de dupe. Hij vraagt zich af
waarom de provincie niet vasthoudt aan haar eigen criteria. Een gemeente met ongeveer 10.000
inwoners zou groot genoeg zijn en niet worden opgesplitst. Het negeren van de opmerking van de
minister ziet hij als een vorm van arrogantie. De argumentatie tot het samengaan in een Grote
Groene Gemeente was, mede door deskundigen van buitenaf, onderbouwd. Het eindresultaat van
de Groene Gemeente is voor nagenoeg alle betrokken gemeenten en gemeentedelen onbevredi
gend. Ook vraagt hij zich af of het niet vreemd is te moeten constateren dat over de regio Breda
vooraf duidelijk afspraken zijn gemaakt, waardoor andere oplossingen zijn geblokkeerd. Zijn
fractie zal tot het uiterste blijven vechten en vindt het spijtig dat met de koe uit het wapen van
Nieuw-Ginneken is gehandeld. Tenslotte merkt hij op dat het vertrouwen thans ligt bij de minister
en bij de Tweede Kamer.
De VOORZITTER constateert dat de motie breed wordt gesteund. Duidelijk is ook dat de raad
deels zeer teleurgesteld is over het bereikte resultaat. Ondanks het resultaat en alle effecten acht
hij toch een compliment op zijn plaats voor allen die zich van begin af aan hebben ingezet voor de
vorming van een Grote Groene Gemeente. Ook persoonlijk was hij verrast over de commotie die
het besluit van Provinciale Staten heeft losgemaakt. Het is zeker niet zo dat nu het verstedelij-
kingsbeleid tot mislukken gedoemd zou zijn, daar dit niet alleen afhankelijk is van de herindeling.
Bij de herindelingsoperatie zijn ook vragen gesteld als 'waar creëer je nu ruimte voor de komende
25 jaar voor de steden' en 'hoe creëer je sterke, landelijke gemeenten met een omvang van 25.000
inwoners, die op een verantwoorde wijze de bestuurlijke vraagstukken voor de toekomst aan
zouden kunnen'. Naar zijn oordeel is de gemeente Nieuw-Ginneken het denken rondom de
ruimtelijke problematiek van de stad niet uit de weg gegaan. Zoals de heer Zwijnenburg terecht
opmerkte, wij hebben geen verstedelijkingsfunctie binnen het vastgestelde ontwerp-streekplan,
maar hebben niettemin creatief aan de studie meegewerkt en een en ander heeft geleid tot een
bouwlokatie binnen de gemeente Nieuw-Ginneken. Gesuggereerd wordt nu alsof dat, inclusief de
toevoeging van andere kernen aan de stad Breda, van cruciale betekenis is om voor de komende
25 jaar een perspectief te hebben. Vreemd daarbij is dat andere lokaties, zoals De Rit en Dorst en
omgeving, niet bespreekbaar waren en ook niet in het onderzoek betrokken zijn. Tevens wordt
voorbijgegaan aan de in 1997 in te voeren nieuwe Financiële Verhoudingswet, waarbij Nieuw-
Ginneken jaarlijks een bedrag van 1,8 miljoen moet afstaan aan de stad Breda. Doel van deze
besluitvorming is om tot een correctie te komen in de verhouding stad en ommelanden. Voorts
moet hem van het hart dat een aantal provinciesteden in Brabant net doet alsof zij van eminente
betekenis zijn voor heel Nederland. In dat kader zou het zinvol zijn om het begrip stad eens nader
te definiëren in Nederland. Verder merkt hij op dat de Vinex-resultaten bedroevend te noemen
zijn en dat is zeker niet alleen toe te wijzen aan het feit dat de steden in ommelanden onvoldoende
zouden kunnen uitbreiden. Als de steden spreken over schaalvergroting, dan moet hij er toch op
wijzen dat afgelopen vrijdag gekozen is voor de variant Schampers en was dat ook niet het advies
van deze commissie in 1991? De gemeente Nieuw-Ginneken heeft met consistentie en vasthou
dendheid gewerkt aan de vorming van een grote, krachtige gemeente, waar ook alle kernen
daadwerkelijk bijhoren. Hij is het met de sprekers eens die gezegd hebben dat tot op heden de
argumenten ontbreken om bijvoorbeeld Bavel te laten afvallen en Riel bij Goirle te voegen. Naar
zijn mening heeft het provinciaal bestuur geen consistent beleid gevoerd en is men willens en
wetens afgeweken van de criteria geformuleerd in de contourennota. Mevrouw de Graaf-Nauta, de
vorige minister, heeft er geen enkel misverstand over laten bestaan dat er sprake was van een
zekere mate van willekeur en het moet hem van het hart dat daar in het debat van afgelopen
vrijdag niet of nauwelijks op is ingegaan. Met betrekking tot de wgr-vraagstukken wijst het op het
samengaan van streekgewest West-Brabant en stadsgewest. Het is immers toch zo dat onder mede
verantwoordelijkheid van de voorzitter van het stadsgewest, tevens burgemeester van Breda, een