een antwoord vraagt. In die brief spreekt de Vrouwenraad van Nieuw-Ginneken zijn bezorgdheid uit over de prijsontwikkeling van koopwoningen in het gebied Kraaijenberg. De heer POSTHUMA vraagt naar aanleiding van brief j. of het college de raad inzicht kan verschaffen in de prijsontwikkeling in de Kraaijenberg en in de mate van belangstelling die er al dan niet is van de zijde van inwoners van Nieuw-Ginneken voor de daar te bouwen woningen in relatie tot de prijs. De heer MARTENS stelt dat het gezegde dat de prijzen van koopwoningen de pan uit rijzen voorlopig slechts vermoedens zijn. Hij sluit zich aan bij de vraag van de heer Posthuma en voegt daar nog aan toe daarover in tweede instantie in de commissie nog eens te willen praten. De heer VAN YPEREN sluit zich volledig bij de vorige sprekers aan. Wethouder VAN GILS antwoordt dat het bestemmingsplan Kraaijenberg via een met de gemeente gesloten overeenkomst ontwikkeld wordt door een projectontwikkelaar. Dat contract laat de gemeente slechts een beperkte vrijheid. Wel zijn er afspraken gemaakt over aantallen en soorten woningen die in het plan zouden komen. De sociale huurwoningen en de premiewoningen zijn thans in aanbouw of er wordt op korte termijn met de bouw begonnen. Verder voorzag het plan in een aantal goedkope koopwoningen en een aantal vrije sectorpercelen. Naar aanleiding van de geluiden als zouden de prijzen als hoog ervaren worden, heeft het college de projectontwikkelaar naar de stand van zaken gevraagd. Een antwoord daarop is nog niet binnen. Zoals de raad weet is het bestemmingsplan Kraaijenberg in twee delen goedgekeurd. Het tweede deel komt in 1996 of 1997 aan de orde. In dat tweede deel liggen met name de gronden voor de goedkope koopwonin gen. Die zijn op dit moment niet te ontwikkelen, maar komen wel. Als de raad er prijs op stelt zal het college de Vrouwenraad in die geest antwoorden. De heer POSTHUMA heeft het gevoel dat zijn vraag niet volledig beantwoord is. Hij stelt de wethouder voor bijvoorbeeld in de commissie een uitvoeriger antwoord te geven, aangevuld met een antwoord op de vraag of bij het aangaan van de overeenkomst en het vaststellen van het bestemmingsplan te overzien was dat juist die goedkopere woningen naar het tweede deel zouden gaan, of is dat een bewuste keuze die later gemaakt is door de projectontwikkelaar en kunnen we daar wellicht nog iets aan doen? Wethouder VAN GILS heeft de indruk dat er bij het vaststellen van het bestemmingsplan een compleet verkavelingsplan was. Dus toen lag dat eigenlijk al vast. Het zou best kunnen dat dat door iedereen over het hoofd gezien is. Hij heeft geen inzicht in het verloop van de verkoop. Die vraag is aan de projectontwikkelaar gesteld en zodra dat antwoord binnen is, kan dat in de eerstvolgende commissievergadering besproken worden. De heer VAN DER WESTERLAKEN zegt met betrekking tot punt q. dat hij denkt dat er een meningsverschil is tussen de NMV en het college over het feit of hier de oude Hinderwet danwel de nieuwe Wet Milieubeheer gehanteerd moet worden. Hijzelf heeft begrepen dat we, als we de nieuwe wet hanteren, in een mestoverschotgebied zitten waarin geen nieuwvestiging of uitbreiding meer mogelijk is. In dat verhaal zou er ook te weinig rekening gehouden zijn met de Strijbeekse Beek, die toch in een relatienotagebied ligt. Misschien kan het college daar wat duidelijkheid over geven. Voor wat punt r. betreft vraagt hij naar de stand van zaken op dit moment. Wethouder VAN GILS kan over punt q. op het ogenblik weinig zeggen. Daar wordt hard aan gewerkt en die informatie komt nog. Hij herinnert aan de afspraak in de raad dat liggende aanvragen op de gunstigste manier zouden worden afgehandeld. Met betrekking tot punt r. deelt hij mede samen met een delegatie een bezoek gebracht te hebben aan het betreffende gebied. Men heeft, behalve wat normaal en verplicht onderhoud, niets kunnen constateren wat niet zou kloppen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 638