bedrag van het wachtgeld met ingang van de dag waarop dit
pensioen is ingegaan, herberekend, waarbij de diensttijd
buiten beschouwing wordt gelaten.
Artikel 2a
1 Deze verordening verstaat onder dienstbetrekking iedere
publiekrechtelijke of privaatrechtelijke arbeidsverhouding
waarbij in dienst van een natuurlijke persoon of een
lichaam werkzaamheden tegen bezoldiging of loon worden
verricht
2 Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4, 5 en 6 van
de Werkloosheidswet (Stb. 1987, 93) is van overeenkomstige
toepassing
Artikel 3
1 In deze verordening wordt verstaan onder "bezoldiging"
de bezoldiging bedoeld in artikel C 1, lid 4, van het
Algemeen Ambtenarenreglement, zoals deze laatstelijk vóór
het ontslag aan de betrekking was verbonden, vermeerderd
met de vakantietoelage, bedoeld in artikel D 4 van dat
reglement
2 Voor zover in de bezoldiging een bedrag moet worden begre
pen wegens de vergoeding, bedoeld in artikel C 4, lid 1
van het Algemeen Ambtenarenreglement, wordt dit bedrag
berekend naar het gemiddelde over de aan de dag van het
ontslag voorafgaande twaalf volle kalendermaanden.
3 Indien in de bezoldiging anders dan wegens periodieke
verhoging wijziging zou zijn gekomen als de belanghebbende
de betrekking op die bezoldiging zou zijn blijven vervul
len, geldt met ingang van de dag van in werking treden van
die wijziging het gewijzigde bedrag als bezoldiging.
4 Indien de bezoldiging wegens verminderde werkzaamheden
voorafgaande aan de opheffing van de betrekking lager was
dan zonder verminderde werkzaamheden het geval zou zijn
geweest, kan de bezoldiging ten gunste van de belangheb
bende worden herzien.
Bedrag en duur
Artikel 4
1 De duur van het wachtgeld is 6 maanden, met ingang van de
dag waarop het ontslag ingaat.
2 Indien de belanghebbende:
a. in de periode van 5 jaar onmiddellijk voorafgaand aan
het ontslag tenminste gedurende 3 jaar als werknemer
als bedoeld in artikel 3 van de Werkloosheidswet en in
dienstbetrekking van 8 of meer uren per week werkzaam
is geweest, of