Toelichting bij de HUISVESTINGSVERORDENING (voor de woonvorm woonwagenstandplaatsen) 1. Algemeen. Het toewijzen van standplaatsen voor woonwagens kan op grond van de Huisvestingswet gereguleerd worden. Tot het van kracht worden van de Huisvestingswet was de stand plaatstoewijzing geregeld in artikel 8 van de WoonwagenwetTot 15 juni 1992 gold de regel: "wie het eerst komt, het eerst maalt". Op genoemde datum is de Woonwagenwet zodanig gewijzigd dat de gemeenteraad in een verordening regels kan stellen inzake de bij het verlenen van toestemming in acht te nemen urgentiecriteria. Met de inwerkingtreding van de Huisvestings wet vervallen evenwel de toewijzingsbepalingen van de Woon wagenwet. Wel blijft de Woonwagenwet (in het restant van artikel 8) bepalen dat op een centrum standplaats kan worden ingenomen met een woonwagen totdat een aantal is bereikt, gelijk aan dat waarvoor het centrum is bestemd. Indien in de huisvestingsverordening of de overeenkomst met eigenaren van woonruimten geen bepalingen worden opgenomen omtrent de toewijzing van standplaatsen, is artikel 8 van de Woonwagenwet maatgevend. Dit betekent dat de situatie van vóór 15 juni 1992 weer geldt: vrije standplaatsen moeten worden toe gewezen aan diegene die zich het eerst heeft gemeld. Er mogen daarbij geen passendheidseisen worden gesteld. Indien er in de huisvestingsverordening of in de overeenkomst wèl specifieke bepalingen staan ten behoeve van standplaatsen, gaan de bepalingen in die huisvestingsverordening of de over eenkomst voor. Dit betekent dat lege standplaatsen kunnen worden toegewezen aan diegene die daarop het meeste recht heeft. Zo kunnen bijvoorbeeld lege standplaatsen worden gereserveerd ten behoeve van bewoners van op te heffen centra. Hierdoor wordt het mogelijk om een eigen volkshuisvestings beleid ten aanzien van woonwagenbewoners te voeren. De gemeenteraad kan dan bepalen dat het innemen van een stand plaats eerst is geoorloofd na toestemming van Burgemeester en Wethouders. De gemeenteraad kan in een verordening urgentie criteria vastleggen. Ongeacht of het in gebruik nemen van standplaatsen vrij is of slechts is toegestaan indien daarvoor een vergunning tot het innemen van een standplaats is verleend, heeft de bewoner van een woonwagen van Gedeputeerde Staten een bewoningsvergunning op grond van de Woonwagenwet nodig. Slechts personen die be horen tot de doelgroep komen in aanmerking voor laatstgenoemde vergunning. Het is anderen niet toegestaan in een woonwagen te wonen. Hoewel de doelgroepbepaling niet is opgenomen in de Huisvestingswet, is het niet efficiënt om standplaatsen toe te wijzen aan personen die niet in een woonwagen mogen wonen. Vandaar dat het voor de hand ligt om in de verordening onder andere te bepalen dat de vergunning tot het innemen van een standplaats slechts wordt verleend indien de standplaats- zoekende kan aantonen dat hij gerechtigd is om volgens de Woonwagenwet in een woonwagen te wonen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 69