6
dagloon, waarnaar de arbeidsongeschiktheidsuitkering is
of zou zijn berekend;
d. na beëindiging van zijn dienstbetrekking een uitkering
ontvangt op grond van de Ziektewet (Stb. 1987, 88) over
de maximale duur, bedoeld in artikel 29, tweede lid,
van die wet
e. een uitkering ontvangt, die naar aard en strekking
overeenkomt met een uitkering bedoeld onder a of d;
worden, indien deze uitkeringen worden ontvangen in verband
met een gewezen dienstbetrekking van 8 of meer uren per
week, in aanmerking genomen voor de periode van drie jaar,
bedoeld in het tweede lid, en voor de perioden gelegen in
de vijf jaar, onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag,
bedoeld in het derde lid.
Voor de periode van drie jaar, bedoeld in het tweede lid en
voor de perioden gelegen in de vijf jaar, onmiddellijk
voorafgaande aan het ontslag, bedoeld in het derde lid,
worden perioden waarin een persoon een tot zijn huishouden
behorend kind:
a. beneden de leeftijd van 6 jaar verzorgt, zonder dat
deze persoon in dienstbetrekking van 8 of meer uren per
week werkzaam is geweest of een uitkering heeft ontvan
gen als bedoeld in het vierde lid, volledig, en
b. vanaf de leeftijd van 6 jaar doch beneden de leeftijd
van 12 jaar verzorgt, zonder dat deze persoon in
dienstbetrekking van 8 of meer uren per week werkzaam
is geweest of een uitkering heeft ontvangen als bedoeld
in het vierde lid, voor de helft in aanmerking genomen.
Voor de toepassing van het vijfde lid worden als periode
van verzorging niet meegeteld de perioden waarin:
a. de verzorgende persoon als werknemer in de zin van een
wettelijke regeling inzake werkloosheid recht heeft op
een uitkering ter zake van werkloosheid, of
b. de verzorging buiten Nederland plaatsvindt anders dan
tijdens vakanties.
Indien er in een gezamenlijke huishouding meer verzorgende
personen zijn als bedoeld in het vijfde lid, wordt voor de
toepassing van dat lid als verzorgende persoon van het kind
beschouwd, degene van deze personen die zij als zodanig
hebben aangewezen.
Ingeval geen verzorgende persoon wordt aangewezen, zijn
burgemeester en wethouders bevoegd een van hen die naar hun
oordeel als verzorgende persoon moet worden beschouwd, als
zodanig aan te wijzen.
Voor de toepassing van het vijfde en zevende lid wordt
onder
a. een kind verstaan een eigen, aangehuwd of
pleegkind;
b. een pleegkind verstaan een kind dat als eigen kind
wordt onderhouden en opgevoed.
De regels die gesteld zijn krachtens artikel 42, negende
lid, van de Werkloosheidswet, zijn van overeenkomstige
toepassing