i I 12 Verval en opnieuw toekennen van het recht op uitkering Artikel 18 1 Het recht op uitkering dat in verband met het niet voldoen aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder deel a of b, uitsluitend wordt vastgesteld ingevolge arti kel 5, eerste lid, vervalt met ingang van de dag waarop de werkloosheid eindigt en wordt bij weer intredende onvrij - willige werkloosheid opnieuw toegekend voor de resterende duur met ingang van de dag waarop de laatstbedoelde werk loosheid ingaat, tenzij de belanghebbende ter zake van deze laatstelijk opgetreden werkloosheid aanspraak heeft op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet of krachtens enige publiekrechtelijke regeling inzake wachtgeld of uitkering. 2 Voor toepassing van dit artikel wordt onder beëindiging van de werkloosheid begrepen: a. het aanvaard hebben van een naar zijn aard vaste dienstbetrekking; b. het gedurende een periode van een maand vervuld hebben 1 van een naar zijn aard tijdelijke dienstbetrekking bij dezelfde werkgever, voor zover de omvang van de nieuwe dienstbetrekking tenminste gelijk is aan die van de dienstbetrekking op basis waarvan het recht op uitkering bestaat. 3 Een belanghebbende die bij afloop van de opnieuw toegekende uitkering als bedoeld in het eerste lid, nog onvrijwillig werkloos is, heeft opnieuw recht op een uitkering, mits de belanghebbende a. binnen 6 maanden na de dag waarop het recht op uitke ring ontstond als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, arbeid in dienstbetrekking heeft aanvaard, en b. in ten minste 13 weken opnieuw werkzaam is geweest als werknemer als bedoeld in artikel 3 van de Werkloos heidswet 4 Voor de toepassing van het derde lid worden weken waarop de belanghebbende zonder te werken loon heeft ontvangen, gelijkgesteld met gewerkte weken. 5 De duur van de uitkering als bedoeld in het derde lid, bedraagt zes maanden, verminderd met de resterende duur van de opnieuw toegekende uitkering als bedoeld in het eerste lid. 6 Burgemeester en wethouders beslissen over het opnieuw toekennen van de uitkering als bedoeld in het eerste lid en op toekenning van een uitkering als bedoeld in het derde lid, op schriftelijke aanvraag door de belanghebbendeDe stukken die burgemeester en wethouders nodig achten voor de behandeling van de aanvraag dienen door of vanwege de belanghebbende te worden overgelegd. 7 Het recht op uitkering vervalt wanneer de daartoe strekken de aanvraag, bedoeld in het zesde lid en in artikel 4,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 723