eerstvolgende commissie ABAM van het college horen of er al dan niet beroep zal worden
aangetekend.
De VOORZITTER onderbreekt de heer Martens met de mededeling dat de raad hierover zal
worden geraadpleegd. Het is dus niet zo dat het college hierover een besluit neemt en later aan de
raad verslag uitbrengt.
De heer MARTENS vraagt vervolgens, met betrekking tot het hoofdstuk Maatschappelijke
Leefbaarheid en Openluchtrecreatie, de mening van het college over het eventueel aan eigenaren
verkopen van openbaar groen, grenzend aan particuliere tuinen. Met betrekking tot de bijstandver
lening is hij het met de heer Posthuma eens dat 'incentive beleid' een afschuwelijke term is. Hij
stelt voor hiervoor in de plaats 'stimuleringsbeleid' of 'beloningsbeleid' te kiezen. Voorts maakt
hij bezwaar tegen het onderscheiden van bepaalde groepen, waar het gaat om de verhoging van
het aantal bijstandgenietenden.
De VOORZITTER merkt in dit verband op dat wanneer de heer Martens in die vorm om een
verklaring vraagt, hij het niet raar moet vinden als hij die ook krijgt. Bovendien is het de pure
werkelijkheid.
De heer MARTENS merkt vervolgens op het niet eens te zijn met die verklaring. Hij vindt die
wat al te gemakkelijk. Bovendien heeft hij zijn twijfels over die werkelijkheid. Er zouden nog
andere oorzaken moeten zijn die hij dan niet terugvindt.
De VOORZITTER wijst erop dat we een kleine gemeente zijn met relatief weinig uitkeringsge
rechtigden. Een verschil van tien meer of minder maakt dan procentueel behoorlijk wat uit.
De heer MARTENS betreurt het dat de evaluatie WVG zo laat komt. Hij heeft nota genomen van
het antwoord van wethouder Rops, maar denkt dat er toch wel evaluatiegegevens bekend zijn,
zonder een enquête onder de gebruikers. Een van de evaluatiepunten zou namelijk zijn het
functioneren van de organisatie. Met betrekking tot de opvang van asielzoekers en statushouders
heeft hij van het college een perfecte uitleg gekregen. Het zou echter nuttig zijn die uitleg aan alle
inwoners te verschaffen. De daarvoor aanwezige folders lijken hem daartoe minder geschikt dan
een publikatie in de gemeentekrant. Met betrekking tot het hoofdstuk Volksgezondheid merkt hij
op dat er door het Kringloopcentrum onvoldoende is ingespeeld op de grote aanvoer die er is. Aan
organisatie en logistiek is nog steeds niets gedaan. Een en ander zou mede oorzaak kunnen zijn
van het feit dat er weer illegaal vuil wordt gestort.
De heer PLATZBEECKER beperkt zich tot het onderwerp openbare orde en veiligheid. Hij stelt
vast dat alle fracties door hun aandacht voor dit onderwerp het belang hiervan hebben onder
schreven. De criminaliteit en de onveiligheid waarin wij gedwongen worden te leven, maakt dat
ons welzijnsbevinden onder grote druk komt te staan. Zijn fractie wil proberen aan alle beschou
wingen hierover wat meer inhoud te geven. Evenals de heer Van Gils kiest zijn fractie voor meer
veiligheidsmensen op straat. Met medewerking van het college zou tot een concrete aanpak
gekomen kunnen worden als mogelijkheden en bestaande plannen met het management van de
groep Zuid-Oost besproken kunnen worden. Hij denkt in dit verband aan een werkgroep die
mogelijkheden zou kunnen onderzoeken, alsook aan bijvoorbeeld de inschakeling van reservisten
bij de politie. Hij is blij met de toezegging van het college hiervoor geld beschikbaar te willen
stellen. Hij wijst in dit verband op een artikel in Binnenlands Bestuur van 11 november, waarin
staat dat de politiekorpsen in Nederland tot 1998 een uitbreiding met 2000 agenten voorzien, maar
dat in 1995 nog geen sterkteverhoging te verwachten is. Tot zijn genoegen hoorde hij echter
vanavond op het Nieuws dat er in 1995 een concrete uitbreiding komt van de politie in Nederland
met ettelijke duizenden mensen. Hij verzoekt het college nogmaals met de Groep Zuid-Oost aan
tafel te gaan om op korte termijn tot daden te komen.