De heer ZWIJNENBURG dankt namens het CDA het college voor de gegeven antwoorden. Een aantal vragen is nog open gebleven en hij zal die nu in het kort herhalen. Met betrekking tot de filosofie over wat de taak is van het college in de komende periode, is zijn fractie van mening dat de visie, die raad en college samen moeten ontwikkelen, een langere termijn zou moeten beslaan dan de tijd die Nieuw-Ginneken nog als zelfstandige gemeente zal voortbestaan. Je zou je in deze situatie moeten proberen voor te stellen hoe onze gemeente er over een X-aantal jaren uit zal zien en de tijd die we nog hebben moeten gebruiken voor het realiseren van een aantal zaken en mogelijk op andere punten reeds een lijn vast te leggen, die dan later in het grote geheel uitgevoerd zou moeten worden. Verder heeft hij het college een concreet voorstel gedaan met betrekking tot de verkeersmaatregelen versus het gevoel van onveiligheid. Een begrotingswijziging vanavond zou inderdaad wat lastig kunnen zijn, maar hij wil toch graag meer duidelijkheid over met name het combineren van twee zaken voor het bedrag van 50.000,-. Tevens wenst hij een wat sterkere toezegging over een mogelijke begrotingswijziging, waardoor het allemaal wat concreter wordt. Het onderwerp ontsluiting natuurgebieden verwacht hij nog terug in de commissies. Bij de arbeidspool heeft hij het gevoel dat het college de zaak enigszins heeft omgedraaid. Doel van de arbeidspool was, naar zijn mening, niet het tijdelijk aan werk helpen van 20 mensen, maar het oplossen van een tijdelijk personeelstekort bij met name de tuinbouw. De arbeidspool mag dan minder geld gekost hebben, maar heeft ook zijn doel niet bereikt. Een snelle evaluatie lijkt hem gewenst, want de problematiek in de tuinbouw is er nog steeds. Het bij wijze van noodoplossing aantrekken van mensen uit EEG-landen vindt hij een prima zaak; het probleem is daarmee echter nog niet geheel opgelost. In dit verband benadrukt hij dat, als er dan al gewerkt wordt in EEG-verband, de omstandigheden waaronder de mensen hier werken gelijk moeten zijn aan die in België en Duitsland, om concurrentievervalsing te voorkomen. Hetgeen hij in de beleidsnotitie leest over oudheidkunde een musea, vindt hij wat sterk gericht op administratieve procedures. In tweede termijn hoort hij graag van het college wat de voornemens zijn in uitvoerende zin. Voorts mist hij een concreet antwoord op zijn opmerkingen betreffende het landschapsbeleidsplan. Voor de uitvoering van in het Markdal gemaakte plannen stelt het cllege minder geld beschikbaar. Hij vraagt zich hierbij af of het dan allemaal wel zal lukken. Met betrekking tot de uitvoering van het milieuaktieplan hoort hij nog graag van het college of de aktie Tankslag goed is verlopen en of er geen vervuiling is geconstateerd. De optie van het college voor wat de woningzoekenden-administratie betreft zag hij graag wat meer onderbouwd. Tevens herhaalt hij zijn vraag om hier op korte termijn in de commissie over te kunnen spreken. Voor wat betreft de kortingen die ons te wachten staan en het via de OZB binnenhalen van de 1,8 miljoen, merkt hij op dat de discussie daarover eigenlijk over een aantal jaren gevoerd zou moeten worden en hij koppelt daaraan de onzekerheid over het voortbestaan van Nieuw-Ginneken. Met betrekking tot de verdeling van woonruimte heeft hij geen bezwaar tegen de medische indicatie, zoals door het college genoemd. Hij hecht er echter wel aan dat op objectieve criteria beoordeeld wordt wie daar al dan niet voor in aanmerking komen. In het verleden gebeurde dat via de GGD en dat werkte prima. De VOORZITTER antwoordt hierop dat dat nog steeds het geval is. De heer ZWIJNENBURG merkt met betrekking tot de milieustraat op dat het illegaal storten van afval mogelijk in de hand gewerkt wordt door het feit dat aanbieders van afval niet tegelijkertijd het hele pakket kwijt kunnen. Ze worden met een gedeelte teruggestuurd en zijn dan waarschijn lijk niet bereid daarmee op een later tijdstip terug te komen. Met betrekking tot de gemeentelijke herindeling constateert hij dat de nu voorliggende plannen door de gehele raad worden afgewezen. Hij vraagt zich af wat voor stappen je zou kunnen ondernemen om alsnog een poging in het werk te stellen. Het door een aantal partijen benutten van hun landelijke contacten draagt ongetwijfeld een steentje bij, maar ook als gemeente in zijn totaliteit zou je wat moeten doen. De lijn die we in het verleden op basis van goede argumenten hebben uitgezet, zouden we ook richting Den Haag moeten doorzetten. Graag geeft hij een voorzet voor de mogelijk in ABAM te voeren discussie. Zou het niet te overwegen zijn de effecten van de besluitvorming van Provinciale Staten door te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 941