7. VOORSTEL OM GEEN VERDERE MEDEWERKING TE VERLENEN AAN
DE ARBEIDSPOOL NIEUW-GINNEKEN - BREDA. EN DE NOG STEEDS
PROBLEMATISCHE SITUATIE IN DE ARBEIDSVOORZIENING IN DE
TUINBOUW ONDER DE AANDACHT TE BRENGEN VAN DE MINISTER
VAN SOCIALE ZAKEN.
De VOORZITTER zegt dat, conform de toezegging aan de raad, er over deze zaak een
reactie naar de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gezonden zou worden.
Deze reactie is in de vorm van een concept-brief op ieders plaats neergelegd.
De heer GOOS vindt het jammer dat er zo weinig tijd was om de brief zorgvuldig te
lezen. Hoewel hij het persoonlijk geen sterke brief vindt, is hij van mening dat deze
problematiek eindelijk maar eens afgesloten moet worden. Zijn fractie zal derhalve
instemmen met het bericht. Wel betreurt hij het dat er sinds de constatering door de
vorige burgemeester in augustus 1994 dat de proef mislukt was en de eindrapportage in
november 1994, er pas in mei 1995 een concept-brief voor het ministerie van Sociale
Zaken voorligt. De zeer korte tijd die nu geboden wordt om het concept door te nemen,
steekt daarbij wel erg schril af.
De VOORZITTER verklaart zich bereid eventueel een leespauze in te lassen. Overigens
wijst zij erop dat deze brief bij de stukken ter inzage heeft gelegen. Daarna is er nog
slechts een kleine verandering in aangebracht.
De heer VAN DE PUT is niet ondersteboven van de brief. Op de eerste plaats vindt hij
het gebruik van het woord 'gemotiveerde' in de tweede zin niet juist. Hij vindt het nogal
wat dat een zeer kleine gemeente als Nieuw-Ginneken in deze brief pretendeert de
structurele en maatschappelijke problemen van een heel groot landbouwprobleem te gaan
oplossen. Onderaan pagina 1 van de brief zegt het college dat de proef uiteindelijk met 6
personen is gelukt. Bovenaan pagina 2 staat vervolgens dat bij de werkgevers is geconsta
teerd dat de loon - prestatieverhouding van het merendeel van de betrokken werknemers
niet zodanig is dat het bedrijfsmatig verantwoord is om op deze wijze door te gaan. Het
merendeel van 6 is 4. Bovenstaande conclusie lijkt hem derhalve wat overdreven.
Tenslotte doet het college een dringend beroep op de minister om maatregelen te nemen
die een structurele oplossing mogelijk maken. Spreker is van mening dat het college
richting de minister geen suggesties moet voor de oplossing van het probleem. Zoals uit
de pers blijkt bedenkt minister Melkert allerlei kunstjes waar het asperges, tomaten en
straks ook aardbeien betreft, en het heeft zijns inziens geen enkele zin daar nog een
kunstje aan toe te voegen.
De heer MARTENS is het niet eens met de opmerkingen van de heer Van de Put, zeker
niet waar het het aspect betreft dat we als gemeente te klein zouden zijn om er een
mening op na te houden. Als we een mening hebben, dan moeten we die naar voren
brengen. En als we suggesties hebben, zeker op basis van ervaring, dan moeten wij
daarvoor uitkomen. Voorts merkt hij op het een goede brief te vinden. Naar zijn mening
wordt er terecht gesproken van 'gemotiveerde' werkers, want tenslotte zit daar de kern
van de zaak. Onderaan de brief suggereert het college dat een probleemoplossing alleen
zou zitten in een CAO-aanpassing. Zijn fractie is echter van mening dat de regelgeving
versoepeld zou moeten worden en dat er minder sprake zou moeten zijn van bureaucratie.
In andere landen, met name Duitsland, wordt dat soort zaken veel gemakkelijker