20. VOORSTEL IN TE STEMMEN MET DE REGIONALE BELEIDSVISIE
ZUIDELIJK STROOMGEBIED MARK.
De VOORZITTER vraagt de raad een reactie te geven naar aanleiding van de toegestuur
de nota.
De heer WILLEMSEN wil even benadrukken dat we hier spreken over een kwetsbaar
gebied voor wat betreft flora, fauna en bevolking. Pas geleden heeft hij een beheersplan
de Mark gekregen. Daartegen heeft hij bezwaar aangetekend, hetgeen vervolgens bij de
provincie behandeld is. Vandaar dat hij over het gehele rapport beschikt. Hij memoreert
de geschiedenis van de kleine kernen en herinnert aan een indertijd gedane uitspraak van
de gedeputeerde Siepman dat de kleine kernen mettertijd zouden uitsterven. Gelukkig was
niet iedereen het daarmee eens en thans vormt de kern Galder/Strijbeek weer een
bloeiende gemeenschap. Nu komen er opnieuw regels van bovenaf. Bij de toekomstige
vernieuwing van ons bestemmingsplan buitengebied zullen we rekening moeten houden
met allerlei plannen en visies. Iedereen bemoeit zich ermee en iedereen heeft gekeken
naar allerlei belangen, behalve naar het belang van de kleine kernen. Hij citeert uit een
door hem ontvangen schrijven van de provincie, waarin wordt gesteld dat het toekomstig
natuurgebied in het herinrichtingsgebied Ulvenhout, Galder en Strijbeek onevenredig
groot is. Extensivering wordt daardoor onmogelijk gemaakt. De kleine leefgemeenschap
pen zullen worden ontwricht door onttrekking van grote oppervlakten grond. Vóór het
vastleggen van de begrenzing, dienen de sociale en economische gevolgen voor de streek
te worden beoordeeld. De grote onzekerheid die dit plan met zich meebrengt, leidt tot
stillegging van grote investeringen. Dat kan negatieve gevolgen hebben voor het agrari
sche bedrijfsleven en uiteindelijk voor het hele buitengebied. Verwezenlijking van het een
en ander leidt tot sociaal onaanvaardbare gevolgen, zoals bijvoorbeeld bedrijfsverplaatsin-
gen. De emotionele schade die dit plan veroorzaakt wordt door de overheid volledig
onderschat. De overheid onderkent dat sociale problemen kunnen ontstaan als gevolg van
het natuurbeleid, autonome ontwikkelingen in de landbouw en verstedelijking. Daarom
wordt onder het mom van plattelandsvernieuwing nagegaan op welke wijze de landbouw
en ook de leefbaarheid van de kleine kernen zich in de toekomst blijvend kunnen
ontwikkelen. Spreker merkt vervolgens op dat na de behandeling van de algemene
bezwaren het plan van de provincie enigszins is bijgesteld. Nu ligt dit plan van het
stadsgewest voor en ook daarin wordt totaal niet gerept over het sociale leven in het
Zuidelijk Stroomgebied. Hij acht dit een dermate groot gemis, dat hij niet achter dit plan
kan staan. Hij mist een sociale visie en in ieder geval hadden de consequenties aangeduid
moeten worden. Men had moeten zien dat door het wegtrekken van jonge gezinnen uit de
streek de gemeenschap kapot gaat. Alvorens in te stemmen met deze beleidsvisie, zou hij
dit alles graag in de notitie verwoord zien.
De heer VAN DER WESTERLAKEN merkt op dat vooral het gebiedgerichte beleid hem
en zijn partij aanspreekt. Het op elkaar afstemmen van beleid van de verschillende
gemeenten in dit gebied vindt hij een goede zaak. Een en ander betekent niet dat je je
eigen beleid niet meer zou kunnen voeren. Alle gemeenten zijn bezig met het bestem
mingsplan Buitengebied en daarbij acht hij het van groot belang dat tot een bepaalde
uniformiteit in regelgeving gekomen wordt.
De heer H. VAN GILS heeft juist erg veel bezwaar tegen die regelgeving. Zijn fractie
onderschrijft de beleidsuitgangspunten en het geïntegreerde, gebiedgerichte beleid ten
aanzien van ruimtelijke ordening, maar wenst op geen enkele manier verplicht te worden